Beleidsregels van de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit van 24 juni 2014, kenmerk (00.030.198), voor de uitvoering van integriteitsbeoordelingen op grond van de Wet integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Beleidsregels integriteitsbeoordeling exploitatievergunningen 2014)
De raad van bestuur van de Kansspelautoriteit,
a.
aanvraag: een aanvraag om een exploitatievergunning;
c.
Awb: de
Algemene wet bestuursrecht ;
d.
beleidsregels: de onderhavige beleidsregels;
e.
betrokkene: de betrokkene als bedoeld in de
Wet Bibob ;
k.
integriteitsbeoordeling: de integriteitsbeoordeling als bedoeld in
artikel 2 van deze beleidsregels;
m.
onderneming: de onderneming waarmee betrokkene de speelautomaten exploiteert als bedoeld in
artikel 30h lid 2 van de Wet op de Kansspelen, met inbegrip van eventuele aan deze onderneming gelieerde ondernemingen, zoals houdster- of dochtermaatschappijen.
o.
vergunninghouder: de natuurlijke persoon of natuurlijke personen, dan wel rechtspersoon of rechtspersonen aan wie de exploitatievergunning is verleend;
p.
WoK: de
Wet op de Kansspelen ;
q.
Wet Bibob: de
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur ;
1.
Alle aanvragen worden door de Ksa onderworpen aan een integriteitsbeoordeling.
2.
Een verleende exploitatievergunning kan door de Ksa onderworpen worden aan een integriteitsbeoordeling indien:
a.
aannemelijk is dat vergunninghouder handelt of de afgelopen vijf jaar heeft gehandeld in strijd met het bepaalde bij of krachtens de
Wet op de Kansspelen , de
Drank- en Horecawet , de
Opiumwet , de
Wet Wapens en Munitie of een verordening als bedoeld in
artikel 149 van de Gemeentewet dan wel tegen hem is opgetreden ter handhaving van het bij of krachtens genoemde wettelijke voorschriften bepaalde;
b.
binnen een periode van twee jaar bij een significant deel van de locaties waar een speelautomaat van vergunninghouder opgesteld staat, geconstateerd wordt dat:
1.
het aannemelijk is dat de uitbater van die locatie handelt of binnen een periode van vijf jaar voorafgaand aan de constatering heeft gehandeld in strijd met het bepaalde bij of krachtens de
Wet op de Kansspelen , de
Drank- en Horecawet , de
Opiumwet , de
Wet Wapens en Munitie of een verordening als bedoeld in
artikel 149 van de Gemeentewet, of,
2.
ten aanzien van bedoelde locatie of de uitbater daarvan binnen een periode van vijf jaar voorafgaand aan de constatering een besluit is genomen ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de
Wet op de Kansspelen , de
Drank- en Horecawet , de
Opiumwet , de
Wet Wapens en Munitie of een verordening als bedoeld in
artikel 149 van de Gemeentewet;
c.
één of meer van de volgende omstandigheden zich voordoen:
1.
de vergunninghouder heeft voor het tweede achtereenvolgende jaar niet tijdig de opstelgegevens inzake zijn speelautomaten ingediend;
2.
een vergunninghouder heeft langer dan 1 jaar geen speelautomaten opgesteld;
3.
een vergunninghouder die minder dan 3 jaar speelautomaten exploiteert groeit sneller dan op basis van de, al dan niet lokale of regionale, ontwikkeling van de branche mag worden verwacht;
4.
een vergunninghouder heeft voor het tweede achtereenvolgende jaar niet tijdig de door hem verschuldigde kansspelheffing betaald;
d.
dat bij wijze van steekproef gebeurt. De Ksa kan een steekproef zodanig inrichten dat een vergunninghouder een grotere kans heeft om aan een integriteitsbeoordeling onderworpen te worden, indien ten tijde van vergunningverlening of ten tijde van een eerdere periodieke integriteitsbeoordeling is vastgesteld dat zijn beheerders of leidinggevenden blijkens de door de Justitiële Informatiedienst op grond van de
Wet Justitiële en Strafvorderlijke Gegevens verstrekte uittreksels betrokken waren bij strafbare feiten.
3.
Een verleende exploitatievergunning kan tevens onderworpen worden aan een integriteitsbeoordeling indien:
a.
bij navraag door de Ksa bij Bureau Bibob blijkt dat ten aanzien van betrokkene in de achterliggende periode van twee kalenderjaren een ernstige mate van gevaar of een mindere mate van gevaar is vastgesteld;
b.
blijkt dat ten aanzien van betrokkene door een ander bestuursorgaan geconstateerd is dat sprake is van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar;
c.
het naar aanleiding van verkregen informatie voor de hand ligt om te onderzoeken of sprake is van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar; of,
d.
sprake is van een bijzonder geval waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de exploitatievergunning mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen.
a.
vragen blijven bestaan over de structuur van de onderneming;
b.
vragen blijven bestaan over de financiering van de onderneming;
c.
vragen blijven bestaan over omstandigheden van een betrokkene of een gerelateerde bij de onderneming;
d.
de officier van justitie de Ksa adviseert om ingeval van een bepaalde aanvraag of een bepaalde verleende exploitatievergunning een advies aan Bureau Bibob te vragen; of
e.
feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel verleende exploitatievergunning een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).
1.
Een aangevraagde exploitatievergunning kan worden geweigerd indien uit de integriteitsbeoordeling of uit het advies blijkt dat sprake is van ernstig gevaar.
2.
Een verleende exploitatievergunning kan worden ingetrokken indien uit de integriteitsbeoordeling of uit het advies blijkt dat sprake is van ernstig gevaar.
3.
Een verleende exploitatievergunning kan worden ingetrokken indien vergunninghouder een aan de exploitatievergunning verbonden voorschrift als bedoeld in
artikel 3 lid 7 van de Wet Bibob niet naleeft.
1.
Indien uit de integriteitsbeoordeling of het advies blijkt dat sprake is van een mindere mate van gevaar, worden aan een aangevraagde exploitatievergunning voorschriften verbonden indien en voor zover daardoor dat gevaar wordt weggenomen of in voldoende mate wordt beperkt.
2.
Indien uit de integriteitsbeoordeling of het advies blijkt dat sprake is van een mindere mate van gevaar, worden aan een verleende exploitatievergunning voorschriften verbonden indien en voor zover daardoor dat gevaar wordt weggenomen of in voldoende mate wordt beperkt.
Artikel 6. Citeertitel
Deze Beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels integriteitsbeoordeling exploitatievergunningen 2014.
Artikel 7. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst.
De raad van bestuur van de Kansspelautoriteit,