Beleidsregels Algemene wet bestuursrecht Bureau Heffingen 2003
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Artikel 1
Het
Voorschrift Algemene wet bestuursrecht 1997 en de
Leidraad Invordering 1990 zijn van overeenkomstige toepassing op de heffing en invordering van de heffingen van
Hoofdstuk IV van de Meststoffenwet waarvan de heffing en invordering aan het Bureau Heffingen zijn opgedragen.
Artikel 2
Voor de toepassing van dit besluit wordt in het
Voorschrift Algemene wet bestuursrecht 1997 en de
Leidraad Invordering 1990 verstaan onder:
a.
minister: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
b.
staatssecretaris: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
c.
Belastingdienst: Bureau Heffingen;
d.
fiscus: Bureau Heffingen;
e.
regeling:
Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet ;
g.
het Infobulletin van de FIOD: de Staatscourant;
i.
aanslagbiljet: naheffingsaanslag, tenzij uit de context anders blijkt;
k.
belastingaanslag: naheffingsaanslag, tenzij uit de context anders blijkt;
l.
belastingschuldige: degene op wiens naam het aanslagbiljet (mede) is gesteld;
p.
ministerie, directoraat-generaal Belastingdienst, team Juridische Zaken: directeur;
q.
Voorschrift Awb 1997: de beleidsregels, bedoeld in
paragraaf 2, van dit besluit, tenzij uit de context anders blijkt.
Artikel 3
Voor de toepassing van dit besluit wordt, in afwijking van
paragraaf 1.7, onderdeel 2, van het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht 1997, de aangifte voorzover deze als een verzoek om verrekening als bedoeld in
artikel 43, vijfde lid, van de Meststoffenwet, wordt aangemerkt, beschouwd als een aanvraag in de zin van
artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 4
Voor de toepassing van dit besluit wordt
paragraaf 2.1 van het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht 1997 als volgt gelezen:
De
Awb is van toepassing op besluiten van bestuursorganen. De inspecteur, de ontvanger, de directeur Financieel-economische Zaken van het Ministerie van LNV en de Minister van LNV zijn bestuursorgaan in de zin van de
Awb . Organen van de rechterlijke macht en de wetgevende macht zijn geen bestuursorgaan.
In
artikel 3, derde lid, van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet (Regeling van 19 december 1997, Stcrt. 247) is de directeur van het Bureau Heffingen aangewezen als inspecteur en ontvanger van het bureau. Omdat de bevoegdheidsuitoefening binnen het Bureau Heffingen veelal plaatsvindt in mandaat, wijst de directeur ambtenaren van het Bureau Heffingen aan die namens hem de bevoegdheid van inspecteur onderscheidenlijk ontvanger uitoefenen. Dit is vastgelegd in mandaatbesluiten. Deze vermelden de ambtenaren die bevoegd zijn namens de inspecteur besluiten te nemen en die bevoegd zijn namens de ontvanger besluiten te nemen. Aan dezelfde ambtenaar wordt geen algemeen mandaat verleend voor de bevoegdheden van zowel de inspecteur als de ontvanger. Wel is het mogelijk dat voor een bepaald geval hierop een uitzondering wordt gemaakt door middel van het verlenen van een bijzonder mandaat.
1.
Naast de in
hoofdstuk IV, artikel 25, paragraaf 1, tweede lid, van de Leidraad Invordering 1990 genoemde redenen om een verzoek tot uitstel van betaling in te dienen, kunnen ook bezwaren tegen een op grond van de
Meststoffenwet door de inspecteur of ontvanger genomen beschikking leiden tot een verzoek tot uitstel van betaling. Het beleid is daarop zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Uitstel van betaling vindt uitsluitend plaats voor het bedrag van een aan de belastingschuldige opgelegde belastingaanslag, of een gedeelte daarvan. In de uitvoering van de heffingen, geregeld in
hoofdstuk IV van de Meststoffenwet kan dit alleen een naheffingsaanslag zijn. Geen uitstel wordt verleend voor verschuldigde heffing die op aangifte moet worden voldaan. Wanneer de belastingschuldige zijn verzoek om uitstel van betaling bij de ontvanger indient binnen veertien dagen na dagtekening van de naheffingsaanslag en het verzoek door de ontvanger wordt gehonoreerd, kan de inspecteur de bij de naheffingsaanslag opgelegde bestuurlijke boete ingeval van verzachtende omstandigheden matigen op grond van
artikel 29 Beleidsregels bestuurlijke boeten Bureau Heffingen 1999.
Artikel 6
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1998.
Artikel 7
Dit besluit kan worden aangehaald als: Beleidsregels Algemene wet bestuursrecht en Invorderingswet 1990 Bureau Heffingen.
Den Haag, 1 december 2003
De van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
overeenkomstig het door de minister genomen besluit,