Beleidsregel vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken op de burgerluchthavens
De Minister van Binnenlandse Zaken,
Gelet op de artikelen 4, 5 en 7, tweede lid, onder a, van de Wet veiligheidsonderzoeken;
a.
de aard van de gegevens;
b.
de ouderdom van de gegevens;
c.
de aard en de zwaarte van de delicten waarop de gegevens betrekking hebben;
d.
de zwaarte van de opgelegde straffen of maatregelen;
e.
het aantal in een bepaalde tijdsspanne vastgelegde gegevens;
f.
de leeftijd van betrokkene ten tijde van het vastleggen van de gegevens.
2.
Bij de beoordeling van de in de aanhef van het eerste lid bedoelde gegevens wordt in het bijzonder gelet op gegevens betreffende:
a.
gebruik of handel in harddrugs;
b.
handel in grotere hoeveelheden softdrugs;
c.
voorhanden hebben of handel in vuurwapens of schijnvuurwapens;
d.
zwaardere vormen van diefstal, inbraak of heling;
e.
verduistering, oplichting of valsheid in geschriften;
f.
misdrijven tegen het leven gericht;
g.
openlijke geweldpleging of zware vormen van mishandeling;
h.
afpersing of afdreiging;
i.
misdrijven tegen de veiligheid van de Staat;
j.
deelneming aan een criminele organisatie, of deelneming aan de voortzetting van een verboden en ontbonden rechtspersoon;
k.
luchtvaartmisdrijven of
l.
andere feiten die een risico kunnen opleveren voor de veiligheid van de burgerluchtvaart.
Artikel 2
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 februari 1997.
Artikel 3
Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ’Beleidsregel vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken op de burgerluchthavens’.