Besluit van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) van 31 augustus 2015 tot vaststelling van de beleidsregel ontheffingen verslagstaten Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling 2015, en tot intrekking van een drietal andere beleidsregels
De Nederlandsche Bank N.V.,
Gelet op de artikelen 147, 212 en 213 van de Pensioenwet;
Gelet op de artikelen 142, 206 en 207 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
Gelet op de artikelen 30 tot en met 34 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen;
Gelet op artikel 36, derde lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling;
Gelet op de Regeling verslagstaten pensioenfondsen 2015 (Stcrt. 2015, 1997);
Na overleg met de representatieve organisaties van (beroeps)pensioenfondsen;
a.
DNB: De Nederlandsche Bank N.V.;
b.
Wvb: de
Wet verplichte beroepspensioenregeling ;
c.
Regeling: de
Regeling verslagstaten pensioenfondsen 2015 (Stcrt. 2015, 1997);
a.
in de loop van het kalenderjaar is opgericht; of
b.
op het moment van indiening van het ontheffingsverzoek:
–
geen technische voorzieningen heeft, en
2.
Een verzoek tot ontheffing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b wordt uiterlijk ingediend op 15 mei van het in voornoemd artikellid bedoelde boekjaar.
2.
Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid leidt tot een verlenging van de indieningstermijn voor de in de ontheffing genoemde jaarstaten met maximaal drie maanden.
3.
Een verzoek tot ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk op 1 mei in het jaar volgend op het toepasselijke kalenderjaar bij DNB ingediend en gaat vergezeld van een plan van aanpak omtrent de wijze waarop en de termijn waarbinnen het fonds alsnog de desbetreffende jaarstaten kan indienen.
4.
Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt verleend onder de voorwaarde dat uiterlijk op 30 juni na afloop van het toepasselijke kalenderjaar bij DNB een voorlopige balans met toelichting per ultimo van dat kalenderjaar wordt ingediend.
5.
Nadat een fonds een ontheffing op grond van het eerste lid heeft gekregen, kan het met betrekking tot dezelfde jaarstaten eenmaal om een nieuwe verlenging van de indieningstermijn met drie maanden verzoeken.
2.
Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid leidt tot een verlenging van de indieningstermijn voor de in de ontheffing genoemde kwartaalstaten met maximaal drie maanden.
3.
Een verzoek tot ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk op de vijftiende dag van de maand volgend op het toepasselijke kalenderkwartaal bij DNB ingediend en gaat vergezeld van een plan van aanpak omtrent de wijze waarop en de termijn waarbinnen het fonds alsnog de desbetreffende kwartaalstaten kan indienen.
4.
Nadat een fonds een ontheffing op grond van het eerste lid heeft gekregen, kan het met betrekking tot dezelfde kwartaalstaten eenmaal om een nieuwe verlenging van de indieningstermijn met drie maanden verzoeken.
5.
Dit artikel is niet van toepassing op de kwartaalstaten K501 en K502 inzake informatie over een herstelplan, alsmede op kwartaalstaat K702 inzake informatie over de haalbaarheidstoets.
2.
Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid leidt tot een verlenging van de indieningstermijn voor de in de ontheffing genoemde maandstaten met maximaal een maand.
3.
Een verzoek tot ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk op de vijfde werkdag van de kalendermaand volgend op de toepasselijke kalendermaand bij DNB ingediend en gaat vergezeld van een plan van aanpak omtrent de wijze waarop en de termijn waarbinnen het fonds alsnog de desbetreffende maandstaten kan indienen.
4.
Nadat een fonds een ontheffing op grond van het eerste lid heeft gekregen, kan het met betrekking tot dezelfde maandstaten eenmaal om een nieuwe verlenging van de indieningstermijn met een maand verzoeken.
1.
DNB verleent een fonds desgevraagd ontheffing van het bepaalde in
artikel 147, tweede lid van de Pensioenwet of
artikel 142, tweede lid, van de Wvb, indien het fonds in liquidatie is en het fonds op de eerste dag van de periode waarover kwartaalstaten of jaarstaten moeten worden verstrekt geen technische voorzieningen meer heeft, en het fonds niet meer resterende middelen heeft dan nodig ter dekking van de operationele kosten.
2.
Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt verleend onder de voorwaarde dat het fonds de jaarrekening en het jaarverslag als bedoeld in
artikel 146 van de Pensioenwet of
artikel 141 van de Wvb die betrekking hebben op het toepasselijke kalenderjaar, uiterlijk binnen zes maanden na afloop van dat kalenderjaar aan DNB toezendt.
3.
Een verzoek tot ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend:
a.
in geval het kwartaalstaten betreft: uiterlijk de laatste dag van het kwartaal waarop de staten betrekking hebben; of
b.
in geval het jaarstaten betreft: uiterlijk 15 mei volgend op het jaar waarop de staten betrekking hebben.
Artikel 7. Inwerkingtreding
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst en is voor de eerste keer van toepassing op de jaarstaten die betrekking hebben op het boekjaar 2015, op de kwartaalstaten die betrekking hebben op het derde kwartaal van 2015, onderscheidenlijk op de maandstaten die betrekking hebben op de maand september 2015.
Artikel 8*. Citeertitel
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel ontheffingen verslagstaten Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling 2015.
De
Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen (Stcrt. 2011, 22350), de Beleidsregel uitgangspunten beoordeling continuïteitsanalyse van Pensioenfondsen (Stcrt. 2007, 168) en de
Beleidsregel toeslagenmatrix (Stcrt. 2007, 42) worden met onmiddellijke ingang ingetrokken.
Amsterdam, 31 augustus 2015
De Nederlandsche Bank N.V.,