Beleidsregel ontheffingen luchtwaardigheid
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op artikel 3.21 van de Wet luchtvaart;
Artikel 1
Aan de houder van een luchtvaartuig dat:
a.
niet luchtwaardig is, of
b.
niet voorzien is van een geldig bewijs van luchtwaardigheid,
wordt, indien de houder aantoont, dat een dringende noodzaak bestaat dat met dat luchtvaartuig een vlucht of een aantal vluchten wordt uitgevoerd en dat hij passende maatregelen zal nemen om zowel de interne veiligheid als de externe veiligheid in voldoende mate te waarborgen, een ontheffing verleend van het verbod als bedoeld in
artikel 3.8, eerste lid, van de Wet luchtvaart.
1.
Een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in
artikel 1, wordt ingediend bij de Inspecteur-generaal Verkeer en Waterstaat, en omvat ten minste:
a.
de reden van de dringende noodzaak van de vlucht of vluchten;
b.
de gewenste duur van de ontheffing.
2.
Een aanvraag gaat vergezeld van:
b.
voor niet in Nederland geregistreerde luchtvaartuigen:
1°.
een kopie van het bewijs van inschrijving;
2°.
een kopie van de luchtwaardigheidsverklaring van de autoriteit van het land van registratie, inclusief de eventuele beperkingen en de voorwaardelijke toestemming om in het Nederlandse luchtruim te opereren, bijvoorbeeld een permit to fly of een exemption;
3°.
een kopie van het verzekeringsbewijs.
1.
In afwijking van
artikel 1 kan aan de houder van een typecertificaat, een aanvullend typecertificaat of een vóór 15 oktober 2001 goedgekeurde belangrijke wijziging met betrekking tot een luchtvaartuig als bedoeld in de
Regeling veiligheid brandstoftanks luchtvaartuigen , op een daartoe strekkende aanvraag ontheffing worden verleend van één of meer verplichtingen als bedoeld in die regeling in de volgende gevallen:
a.
de verwachte gevaarzetting is gezien de wereldomvang van een bepaald type vliegtuig gering, omdat:
2°.
het desbetreffende luchtvaartuig dichtbij het einde van de verwachte levensduur is en gebruik op wereldschaal klein is;
b.
de blootstelling aan ontvlambare omstandigheden van de brandstoftanks is laag;
c.
ook anderszins is geen sprake van verwarmde brandstoftanks ('heated tanks');
d.
er bestaan compenserende factoren, zoals operationele beperkingen;
e.
de kosten voor de luchtvaartmaatschappijen om volledig te voldoen aan de beleidsregel zijn disproportioneel en staan niet in verhouding tot het veiligheidsrisico van de betrokken vliegtuigen.
2.
Bij de behandeling van de aanvraag om ontheffing wordt in ieder geval betrokken het resultaat van de coördinatie tussen de Joint Aviation Authorities en de Federal Aviation Administration.
3.
De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij de Inspecteur-generaal Verkeer en Waterstaat.
Artikel 2, tweede lid, is van toepassing.
Artikel 5
Artikel 1 van de Beleidsregel ontheffingen MLA's vervalt.
Artikel 6
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 7
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel ontheffingen luchtwaardigheid.
De van Verkeer en Waterstaat ,
inspecteur-generaal Verkeer en Waterstaat