Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten
De directie van de Dienst Wegverkeer,
Gelet op artikel 48, tweede lid en artikel 149a, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 4:83 van de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit Voertuigen, artikel 4, vierde lid van het Kentekenreglement, het Besluit ontheffing verlening exceptionele transporten en de Regeling voertuigen;
Artikel 1. Definities
Voor de toepassing van deze beleidsregel worden de begripsbepalingen van de
Regeling voertuigen overgenomen.
Voorts wordt verstaan onder:
a.
ballasttrekker: een voertuig van de categorie N waarbij uit het kentekenbewijs blijkt dat het voertuig is ingericht voor trekker en vrachtwagen, en waarbij het voertuig minimaal is voorzien van 3 assen, waarvan ten minste 2 assen aangedreven;
b.
buitenlands voertuig: voertuig waarbij het kenteken van het trekkend motorrijtuig dan wel het getrokken voertuig door een andere staat dan Nederland is afgegeven;
c.
compenserend asstel: een asstel dat zodanig is geconstrueerd, dat de aslasten een compenserend gedrag vertonen ten opzichte van elkaar;
d.
dieplader: een open voertuig van de categorie O3 of O4, waarvan het grotendeels verlaagde laadvlak zich op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte dan wel lager dan de assen boven het wegdek bevindt, maar niet hoger dan 0,70 m, gemeten van wegdek tot bovenkant laadvlak, uitsluitend of hoofdzakelijk ontworpen, gebouwd of gebruikt voor het vervoer van ondeelbare lading;
e.
getrokken werktuig: voertuig van de categorie O4 ingericht voor het uitvoeren van in hoofdzaak andere werkzaamheden dan het vervoer van goederen of personen, en niet zijnde ingericht voor kermis- of circusdoeleinden;
f.
modulair voertuig: een voertuig dat bestaat uit koppelbare en uitwisselbare modules, waarmee verschillende voertuigconfiguraties kunnen worden samengesteld, en waarmee alleen met een geldige ontheffing gebruik van de openbare weg mag worden gemaakt;
g.
ontheffingsattest: een document waar op de technische waarden voor een voertuig van de categorie N wordt vermeld ten behoeve van het aanvragen en gebruik van ontheffingen;
h.
SERT: document waar op technische waarden voor 1 of uit meerdere delen samengestelde voertuigen van de categorie O worden vermeld ten behoeve van het aanvragen en gebruik van ontheffingen;
1.
De ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten worden onderscheiden in:
1.
De aanvrager van een ontheffing gerelateerd document dient zijn aanvraag te doen op het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model aanvraagformulier.
2.
Het aanvraagformulier wordt schriftelijk beschikbaar gesteld.
Artikel 7. Modellen
De in
artikel 3 opgenomen documenten worden afgegeven volgens een door de RDW vastgesteld model, opgenomen in
bijlage A .
1.
Een principeakkoord kan worden afgegeven voor:
a.
aanhangwagens, niet zijnde opleggers, met een lengte boven de 12,00 m en uitgevoerd als dieplader, en
b.
opleggers met een afstand hart koppeling tot achterzijde boven de 12,00 m, en
c.
aanhangwagens met een breedte tussen de 2,55 m en 3,00 m, en
d.
getrokken werktuigen met aslasten hoger dan de toegestane aslasten volgens de Regeling voertuigen.
2.
De in het eerste lid, onder a tot en met d genoemde voertuigen zijn niet hoger te zijn dan 4,00 m.
3.
Een principeakkoord heeft een geldigheidsduur van maximaal 1 jaar.
4.
Voor aanhangwagens met een breedte van meer dan 3,00 m wordt geen principe akkoord afgegeven.
a.
een volledig ingevuld formulier;
b.
een uitgebreide motivering ten aanzien van de noodzaak van de overschrijding lengte getrokken voertuig, het trekkende motorrijtuig in aanmerking genomen, en
c.
een constructietekening van de fabrikant of gemachtigd importeur, en
d.
documentatie met massa’s en afmetingen van de lading dan wel getrokken werktuig die de lengte noodzakelijk maakt, en
e.
een document waaruit de plaats van de koppeling en de lengte van het trekkende voertuig blijkt, en
f.
de gegevens van de opdrachtgever van de aanhangwagen, en
g.
het reeds afgegeven kentekenbewijs, indien de aanvraag betrekking heeft op een wijziging constructie.
2.
Indien de aanvraag betrekking heeft op een buitenlands voertuig moet naast de in het eerste lid genoemde documenten tevens worden overgelegd het door de buitenlandse autoriteiten afgegeven kentekenbewijs en een document van de registrerende autoriteiten waaruit de afmetingen van het voertuig blijkt, indien deze gegevens niet op buitenlands kentekenbewijs staan vermeld.
a.
een volledig ingevuld formulier, en
b.
een uitgebreide motivering ten aanzien van de noodzaak van de overschrijding breedte getrokken voertuig boven de 2,55 m, en
c.
een constructietekening van de fabrikant of gemachtigd importeur, en
d.
documentatie met massa’s en afmetingen van de lading, en
e.
documentatie met massa’s en afmetingen van het getrokken werktuig die de breedte noodzakelijk maakt, waarbij exact is aangegeven waar de breedte van het voertuig meer dan 2,55 m is, en
f.
de gegevens van de opdrachtgever van de aanhangwagen, en
g.
het reeds afgegeven kentekenbewijs, indien de aanvraag betrekking heeft op een wijziging constructie.
2.
Indien de aanvraag betrekking heeft op een buitenlands voertuig moet naast de in het eerste lid genoemde documenten tevens worden overgelegd het door de buitenlandse autoriteiten afgegeven kentekenbewijs en een document van de registrerende autoriteiten waaruit de afmetingen van het voertuig blijken, indien deze gegevens niet op buitenlands kentekenbewijs staan vermeld.
a.
Een volledig ingevuld formulier met een uitgebreide motivering noodzaak overschrijding aslasten getrokken voertuig en
b.
een constructietekening van de fabrikant of gemachtigd importeur, en
c.
documentatie met betrekking tot aslasten en leeggewicht van het getrokken werktuig, en
d.
de gegevens van de opdrachtgever voor de aanhangwagen, en
e.
het reeds afgegeven kentekenbewijs, indien de aanvraag betrekking heeft op een wijziging constructie.
2.
Indien de aanvraag betrekking heeft op een buitenlands voertuig moet, naast de in het eerste lid genoemde documenten, tevens worden overgelegd het door de buitenlandse autoriteiten afgegeven kentekenbewijs en een document van de registrerende autoriteiten waaruit de massa’s van het voertuig blijken, indien deze gegevens niet op buitenlands kentekenbewijs staan vermeld.
1.
Na beoordeling van de aanvraag vinden de keuring en onderzoeken van de getrokken voertuigen plaats op de door de RDW daartoe aangewezen locatie.
2.
In afwijking van het eerste lid kan, indien een fabrikant / importeur de voorafgaande 5 jaar gemiddeld 12 of meer voertuigen per jaar heeft aangeboden voor een principeakkoord en waarvoor een kenteken als bedoeld in
artikel 48, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 is afgegeven, de aanvraag rechtstreeks indienen bij de door de RDW daartoe aangewezen locatie.
3.
Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op getrokken voertuigen uitgevoerd als:
a.
deelbare aanhangwagen die is samengesteld, maar ieder afzonderlijk voldoet aan de
Regeling voertuigen ;
d.
aanhangwagen en oplegger waarin een nieuwe, experimentele, technologie of concept is opgenomen;
f.
ingericht voor kermis- of circusdoeleinden.
a.
een oplegger voor ondeelbare lading, niet zijnde een getrokken werktuig, waarbij de afstand tussen hart koppeling en achterzijde meer dan 12,00 m bedraagt, moet zijn voorzien van gedwongen besturing volgens ECE reglement R79 of
richtlijn 70/311/EEG;
b.
een oplegger voor vervoer ballastdelen voor een mobiele kraan, niet zijnde een getrokken werktuig, waarbij de afstand tussen hart koppeling en achterzijde meer dan 12,00 m bedraagt, moet zijn voorzien van gedwongen besturing volgens ECE reglement R79 of
richtlijn 70/311/EEG;
c.
een aanhangwagen voor ondeelbare lading, niet zijnde een oplegger of een getrokken werktuig, waarbij de totale lengte van de aanhangwagen meer bedraagt dan 12,00 m dient uitgevoerd te zijn als dieplader.
a.
een oplegger als bedoeld in het eerste lid, onder a, en een trekker waarbij de totale lengte van de voertuigen maximaal 27,00 m bedraagt, moet ten minste aan de draaiproefeisen als bedoeld in
bijlage B voldoen;
b.
een aanhangwagen als bedoeld in het eerste lid, onder c, en een bedrijfsauto waarbij de totale lengte van de voertuigen maximaal 22,00 m is, wordt geacht te voldoen aan de draaiproefeisen in
bijlage B ;
c.
een aanhangwagen als bedoeld in het eerste lid, onder c, en een bedrijfsauto waarbij de totale lengte van de voertuigen meer dan 22,00 m bedraagt, moet zijn voorzien van gedwongen dan wel zelfsturende besturing achterassen volgens ECE reglement R79 of
richtlijn 70/311/EEG, en voldoen aan de draaiproefeisen als bedoeld in
Bijlage B .
a.
een oplegger, uitgevoerd als getrokken werktuig waarbij de afstand tussen hart koppeling en achterzijde meer dan 12,00 m bedraagt, en een trekker waarbij de totale lengte van de voertuigen meer dan 22,00 m en maximaal 27,00 m bedraagt, moet ten minste voldoen aan de draaiproefeisen als bedoeld in
bijlage B ;
b.
een aanhangwagen, niet zijnde oplegger, uitgevoerd als getrokken werktuig waarbij de totale lengte meer bedraagt dan 12,00 m en een bedrijfsauto waarbij de totale lengte van de voertuigen maximaal 22,00 m is, wordt geacht te voldoen aan de draaiproefeisen in
bijlage B ;
c.
een aanhangwagen, uitgevoerd als getrokken werktuig waarbij de totale lengte meer dan 12,00 m bedraagt en een bedrijfsauto waarbij de totale lengte van de voertuigen maximaal 27,00 m bedraagt, moet ten minste voldoen aan de draaiproefeisen als bedoeld in
bijlage B .
a.
Een aanhangwagen, niet zijnde oplegger, uitgevoerd als middenasaanhangwagen met maximaal 2 assen kan in aanmerking komen voor een verhoging van de aslasten tot maximaal 10.000 kg indien het asstel een compenserend asstel betreft;
b.
Een aanhangwagen uitgevoerd als oplegger met minimaal drie assen en waarbij de onderlinge afstand tussen de assen minimaal 1,30 m en maximaal 1,80 m bedraagt, kan in aanmerking komen tot een verhoging van de aslasten tot maximaal 10.000 kg, indien het een compenserend asstel betreft;
c.
Een aanhangwagen, niet zijnde oplegger of middenasaanhangwagen, met minimaal 4 assen kan in aanmerking komen voor een verhoging van de aslasten tot maximaal 10.000 kg, indien het een compenserend asstel betreft.
1.
een volledig ingevulde en ondertekende zwaar transport verklaring van de fabrikant / importeur die ten minste de volgende gegevens bevat:
a.
typegoedkeuringsgegevens voertuig categorie N;
b.
kenteken / VIN voertuig categorie N;
c.
garantie van de maximale technische aslasten, maximum totaal gewicht en maximum samenstel van het voertuig;
d.
gegevens van de koppeling en de bevestiging daarvan;
2.
Een remcertificaat waarbij rekening is gehouden met de gegarandeerde aslasten van het voertuig zoals opgenomen in de zwaar transportverklaring;
1.
Het GTW
6[1] , GVW
7[2] en de aslasten van de trekker wordt beoordeeld aan de hand van de zwaar transportverklaring van de fabrikant en de gegevens van de koppeling en inrichting. Dit wordt berekend aan de hand van de volgende formule: D
8[3] = 0.6* GVW(GTW- m
t 9[4] ) / GTW.
2.
Bij een voertuig met één aangedreven as is het GTW in Nederland maximaal vijf keer het toegestane gewicht van de aangedreven as.
3.
In afwijking van het tweede lid geldt voor een voertuig met 3 of meer assen, waarbij één enkele as is aangedreven, dat een verhoging van maximaal 25% kan worden verleend:
b.
indien een staalgeveerde sleepas is gemonteerd en het een compenserend asstel betreft.
1.
Het GTW van de bedrijfswagen wordt beoordeeld aan de hand van de zwaar transportverklaring van de fabrikant en de gegevens van de koppeling en de bevestiging. Dit wordt berekend aan de hand van de volgende formule: D = GVW * m
a 10[5] / GTW.
2.
Bij een GTW tot 100.000 kg geldt dat het GTW maximaal vijf keer het toegestane gewicht van de aangedreven assen bedraagt en wordt mede bepaald door de te trekken aanhangwagen.
1.
Het GTW, GVW en de aslasten van de bedrijfswagen wordt beoordeeld aan de hand van de zwaar transportverklaring van de fabrikant en de gegevens van de koppeling en inrichting. Dit wordt berekend aan de hand van de volgende formule: D= GVW * m
a / GTW.
2.
Het voertuig dient voorzien te zijn van minimaal 2 aangedreven assen.
3.
Bij een GTW tot 100.000 kg geldt dat het GTW maximaal vijf keer het toegestane gewicht van de aangedreven assen bedraagt.
a.
verhogen van de op het kentekenbewijs vermelde aslasten;
b.
aantonen van de draaiproefeisen als bedoeld in
bijlage B ;
c.
het vastleggen van configuraties van modulair samengestelde voertuigen;
d.
een combinatie van het bepaalde onder a, b of c.
artikel 20, onder a van Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten">
Indien een SERT document wordt aangevraagd voor het verhogen van de op het kentekenbewijs vermelde aslasten moeten bij de aanvraag de volgende documenten worden overgelegd:
a.
een door de fabrikant volledig ingevuld aanvraagformulier, en
b.
een goedgekeurd remschema of remberekening volgens ECE reglement R13 of
richtlijn 71/320/EEG, zoals deze gold ten tijde van de datum eerste toelating van het voertuig, zoals vermeld op het Nederlandse kentekenbewijs dan wel het door een andere EU-lidstaat afgegeven kentekenbewijs.
1.
De RDW beoordeelt de op het aanvraagformulier vermelde aslastgaranties geldend bij 80 km/u, aan de hand van de volgende criteria:
b.
het draagvermogen van de banden, en
1.
Indien een SERT document wordt aangevraagd voor het aantonen van de draaiproefeisen moeten bij de aanvraag de volgende documenten worden overgelegd:
a.
een door de fabrikant volledig ingevuld aanvraagformulier, en
b.
een afschrift van een door de RDW geaccepteerd simulatieprogramma, of
c.
een door een onafhankelijk testhuis ten aanzien van ECE Reglement R79 of
richtlijn 70/311/EEG afgegeven testrapport, waaruit blijkt dat het voertuig voldoet aan de draaiproefeis als bedoeld in
bijlage B .
2.
Indien de documenten uit het eerste lid, onder b of c, niet worden overgelegd wordt een praktijkproef uitgevoerd op een door de RDW aangewezen locatie.
artikel 20, onder b van Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten">
Het bepaalde in
artikel 23 wordt beoordeeld aan de hand van
bijlage B .
1.
Indien een SERT document wordt aangevraagd voor configuraties van modulaire voertuigen moeten bij de aanvraag de volgende documenten worden overgelegd:
a.
een door de fabrikant volledig ingevuld aanvraagformulier, en
b.
een afschrift van het op ieder asstel afgegeven kentekenbewijs, dan wel indien het een modulair samengesteld buitenlands voertuig betreft, het kentekenbewijs waaruit blijkt dat het betreffende asstel hierop vermeld staat.
2.
Indien een SERT document wordt aangevraagd voor configuraties van modulaire voertuigen waarbij gebruik wordt gemaakt van voertuigdelen van verschillende fabrikanten, moeten naast de in het eerste lid genoemde documenten, tevens worden overgelegd een door alle fabrikanten van de voertuigdelen ondertekende verklaring waaruit blijkt dat:
a.
overeenstemming is over het gebruik van elkaars voertuigdelen, en
b.
welke voertuigdelen met elkaar gekoppeld mogen worden, en
c.
hoe de verantwoordelijkheden ten aanzien van het gebruik zijn vastgelegd.
3.
Indien géén verklaring als bedoeld in het tweede lid wordt overlegd, moet de voertuigfabrikant, naast de in het eerste lid genoemde documenten tevens:
a.
tenminste één voertuigdeel / asstel in de samenstelling aantoonbaar hebben gefabriceerd, én
b.
een schriftelijke door de fabrikant ondertekende verklaring overleggen waaruit blijkt dat hij:
1°.
aantoonbaar de volle verantwoordelijkheid én aansprakelijkheid op zich neemt voor vanwege technische incompatibiliteit falen van de aan elkaar gekoppelde voertuigdelen, én
2°.
de RDW schriftelijk vrijwaart van enige vorm van aansprakelijkheid als na het afgeven van een SERT-verklaring voor een dergelijke combinatie met deze combinatie schade in wat voor vorm dan ook wordt veroorzaakt, én
c.
een bewijs van voldoende verzekering overleggen tegen mogelijke aansprakelijkheidstelling als gevolg van technisch falen van de aan elkaar gekoppelde voertuigen.
1.
In geval van een aanvraag als bedoeld in
artikel 20, onder c hanteert de RDW de volgende beoordelingscriteria:
b.
de actuele geldende door de RDW vastgestelde bestreken baan-eis volgens
bijlage B ;
2.
Bij twijfel aan het weggedrag van het (samengestelde) voertuig wordt ter beoordeling hiervan een onderzoek uitgevoerd op een door de RDW aangewezen locatie.
3.
Alle afzonderlijke delen waaruit het modulaire voertuig wordt samengesteld moeten zijn voorzien van een door de fabrikant aangebracht identificatienummer.
4.
Alle asstellen waaruit het modulaire voertuig wordt samengesteld moeten aantoonbaar zijn toegelaten in Nederland dan wel enige andere EU-lidstaat.
a.
een door de fabrikant volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier, en
b.
een afschrift van het eerder afgegeven SERT document.
2.
De wijze van beoordeling vindt plaats conform het bepaalde in de
artikelen 22,
24 en
26.
Artikel 27. Overgangsrecht
De voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel afgegeven principe akkoorden, ontheffingsattesten en SERT documenten behouden hun geldigheid.
Artikel 29. Citeertitel
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten.