Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 december 2008, nr. WJZ/82097 (8235), betreffende de bevoegdheid tot het aanwijzen van onroerende monumenten als beschermd monument, bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988 (Beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2009)
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Monumentenwet 1988;
De Raad voor cultuur gehoord (advies van 3 december 2008);
minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
wet:
Monumentenwet 1988 ;
aanwijzingsprogramma: overzicht van monumenten of archeologische monumenten die de minister voornemens is op grond van
artikel 3 van de wet aan te wijzen als beschermd monument.
Artikel 3. Aanwijzingsprogramma
Met het oog op de aanwijzing van monumenten of archeologische monumenten als beschermd monument kan de minister, de Raad voor cultuur gehoord, een aanwijzingsprogramma vaststellen.
1.
De minister kan ambtshalve een monument dat is vervaardigd voor 1940 aanwijzen als beschermd monument, indien:
a.
het monument is opgenomen in een aanwijzingsprogramma, of
1.
vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde kan worden aangemerkt als een nationaal of internationaal erkend monument van de Nederlandse architectuur, stedenbouw, landinrichting, bouwtechniek of ruimtegebonden kunst, en
2.
vanwege zijn hoge zeldzaamheid een onmiskenbare aanvulling vormt op de beschermde monumenten.
2.
Aanwijzingsprogramma’s als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zijn in elk geval:
a.
het aanwijzingsprogramma voor monumenten in herstructureringswijken, en
b.
het aanwijzingsprogramma voor monumenten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
1.
De minister kan ambtshalve een monument dat is vervaardigd vanaf 1940 aanwijzen als beschermd monument, indien het monument is opgenomen in een aanwijzingsprogramma.
2.
De minister kan ambtshalve en op aanvraag een monument dat is vervaardigd vanaf 1940 aanwijzen als beschermd monument, indien het monument:
a.
vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde kan worden aangemerkt als een nationaal of internationaal erkend kenmerkend monument van de Nederlandse architectuur, stedenbouw, landinrichting, bouwtechniek of ruimtegebonden kunst, en
3.
Aanwijzingsprogramma’s als bedoeld in het eerste lid, zijn in elk geval:
b.
het aanwijzingsprogramma voor monumenten uit de periode 1959 tot en met 1965.
a.
het desbetreffende monument is gelegen in een wijk die voorkomt op de definitieve selectielijst van 40 wijken, vastgesteld door de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
b.
het desbetreffende monument vormt vanwege zijn cultuurhistorische waarde en sociaal-culturele betekenis een evidente drager van de identiteit van die wijk,
c.
het desbetreffende monument is een kenmerkend onderdeel van het stedenbouwkundig ontwerp van die wijk, en
d.
het behoud van het desbetreffende monument draagt als zodanig bij aan de duurzame herontwikkeling van die wijk als geheel.
a.
het desbetreffende monument maakt deel uit van het samenhangende verdedigingsstelsel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in ruimtelijke en historisch-functionele zin,
b.
het desbetreffende monument is gebouwd voor een militair doel of is ingrijpend gewijzigd ten behoeve van dit doel, en
c.
het desbetreffende monument is in voldoende mate herkenbaar en gaaf.
d.
Inundatie- en schootsvelden worden niet opgenomen in het aanwijzingsprogramma, bedoeld in de eerste volzin.
a.
het desbetreffende monument is een evidente mijlpaal in de ontwikkeling van de architectuur, stedenbouw, landinrichting, bouwtechniek of ruimtegebonden kunst in Nederland, wat onder meer blijkt uit een vooraanstaande positie en duiding in de nationale en internationale vakliteratuur, of
b.
het desbetreffende monument is een essentieel toonbeeld van de cultuurhistorische of sociaalhistorische ontwikkelingen van de wederopbouwperiode in Nederland.
a.
een positief behoudsperspectief heeft, zowel technisch als functioneel, en
b.
een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving.
a.
het monument is opgenomen in een aanwijzingsprogramma, of
1.
vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde kan worden aangemerkt als een nationaal of internationaal erkend monument, en
2.
een wezenlijke lacune opvult in het geheel van de beschermde archeologische monumenten.
a.
het desbetreffende monument kan vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde worden aangemerkt als een nationaal of internationaal erkend monument, en
b.
het desbetreffende monument vult een wezenlijke lacune op in het geheel van de beschermde archeologische monumenten.
1.
De
artikelen 4 tot en met 9 zijn niet van toepassing op een monument of een archeologisch monument ten aanzien waarvan voor 1 januari 2009:
c.
door of namens de minister bij een belanghebbende dan wel bij een provincie of een gemeente het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat het voornemen bestaat het monument of het archeologisch monument op grond van
artikel 3 van de wet, zoals
dat artikel op 31 december 2008 luidde, aan te wijzen als beschermd monument.
2.
Het bepaalde in de
Tijdelijke beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2007 is van overeenkomstige toepassing op een monument of een archeologisch monument als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 12. Citeertitel
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2009.