1.
Deze Rijkswet verstaat onder:
a.
landen: Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten;
b.
personen: natuurlijke personen en lichamen;
c.
lichamen: rechtspersonen, maat- of vennootschappen, andere verenigingen van personen, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens;
d.
inwoner van een van de landen: een persoon die, ingevolge de desbetreffende belastingregelingen van een van de landen aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding, of enige andere soortgelijke omstandigheid.
Deze uitdrukking omvat echter niet een persoon die in dat land slechts aan belasting is onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in dat land, of van vermogen dat in dat land is gelegen.
e.
vaste inrichting: een duurzame inrichting waarin of met behulp waarvan werkzaamheden van een onderneming - zelfstandig uitgeoefend beroep daaronder begrepen - worden uitgeoefend;
f.
vaste vertegenwoordiger: een persoon die in het bezit is van een duurzame machtiging om namens de onderneming - zelfstandig uitgeoefend beroep daaronder begrepen - overeenkomsten af te sluiten en daarvan gewoonlijk gebruik maakt in het betrokken land - tenzij zijn werkzaamheden zich beperken tot het voor de onderneming aankopen van goederen -, alsmede een persoon die een goederenvoorraad heeft waaruit hij regelmatig bestellingen uitvoert ten behoeve van de onderneming.
2.
Een vaste inrichting is onder meer:
a.
een plaats waar leiding wordt gegeven;
3.
Als het aanhouden van een vaste inrichting wordt niet aangemerkt:
a.
het uitsluitend voor opslag of uitstalling aanhouden van een voorraad goederen, welke tot de onderneming behoren, alsmede van daarvoor bestemde ruimten;
b.
het aanhouden van een ruimte uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen;
c.
het aanhouden van een ruimte uitsluitend voor het maken van reclame, voor het verstrekken en inwinnen van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek en voor soortgelijke werkzaamheden, indien de bedoelde verrichtingen voor de onderneming van voorbereidende aard zijn of hulpwerkzaamheden zijn.
4.
Een onderneming wordt niet geacht een vaste vertegenwoordiger te hebben enkel op grond van het feit, dat zij zaken doet door tussenkomst van een makelaar, een commissionnair of een andere agent met een wezenlijk onafhankelijke positie, mits die personen daarbij optreden in de normale uitoefening van hun onderneming.
5.
Deze Rijkswet verstaat hierna mede onder:
a.
onderneming: zelfstandig uitgeoefend beroep;
b.
vaste inrichting: vaste vertegenwoordiger;
c.
niet-zelfstandige arbeid: zelfstandige, niet in eigen onderneming verrichte werkzaamheden en diensten;
d.
dividend: opbrengst van winstbewijzen en winstdelende obligaties.
6.
Een in deze Rijkswet gebezigd doch niet omschreven begrip wordt, tenzij het zinsverband anders vereist, voor elk land verstaan in de zin van de desbetreffende belastingregelingen van dat land.
7.
Voor de toepassing van deze Rijkswet geniet winst uit onderneming hij, voor wiens rekening een onderneming wordt gedreven, daaronder begrepen hij die, anders dan als aandeelhouder, medegerechtigd is tot het vermogen van een onderneming.
a.
wordt, tenzij de context anders vereist, verstaan onder: