Artikel 1
In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
Onze Minister: Onze Minister van Justitie;
g.
hoofd van de inrichting: het hoofd van de inrichting, waarin de verpleegde is opgenomen, alsmede diens vervanger als bedoeld in
artikel 6, vierde lid;
h.
hoofd van de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden: het hoofd van de inrichting als bedoeld onder g of, ingeval een ter beschikking gestelde in een particuliere inrichting, niet zijnde een justitiële particuliere inrichting, is opgenomen, het hoofd van die inrichting alsmede de voor de behandeling van de ter beschikking gestelde verantwoordelijke persoon;
j.
verpleegde: een persoon die in een inrichting is opgenomen;
k.
personeelslid of medewerker: een persoon, die een taak uitvoert in het kader van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden;
n.
Raad: de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming;
p.
commissie van toezicht: een commissie als bedoeld in
artikel 10;
q.
uitspraak: een door een beklag- of beroepscommissie naar aanleiding van een door een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde ingediend klaag- of beroepschrift genomen beslissing;
s.
bestuur: het bestuur van de rechtspersoon die een justitiële particuliere inrichting beheert;
1.
gevaar voor de verpleegde, die het veroorzaakt, hetgeen onder meer bestaat uit:
a.
het gevaar dat de verpleegde zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;
b.
het gevaar dat de verpleegde maatschappelijk te gronde gaat;
c.
het gevaar dat de verpleegde zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen;
d.
het gevaar dat de verpleegde met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen.
2.
gevaar voor een of meer anderen, hetgeen onder meer bestaat uit:
a.
het gevaar dat verpleegde een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;
b.
het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander;
c.
het gevaar dat de verpleegde een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen.
3.
gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen;
u.
verpleging: het samenstel van handelingen, gericht op:
1°.
de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen, en
2°.
de verzorging van de verpleegde tijdens de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straf of maatregel, waaronder begrepen het doen van een aanbod aan de verpleegde tot en het bevorderen en vergemakkelijken van zijn behandeling;
v.
behandeling: het samenstel van handelingen, gericht op een dusdanige vermindering van de uit de stoornis van de geestvermogens voortvloeiende gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen dat het doen terugkeren van de verpleegde in de maatschappij verantwoord is;
w.
verplegings- en behandelingsplan: een plan als bedoeld in
artikel 16, eerste lid, zoals dat ten aanzien van een verpleegde wordt toegepast;
aa.
afzondering: het insluiten van een verpleegde in een gangbare woon- of verblijfsruimte, de persoonlijke verblijfsruimte daaronder begrepen, in afwijking van de in de inrichting geldende regels;
bb.
separatie: het insluiten van een verpleegde in een speciale voor separatie bestemde verblijfsruimte;