Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 december 2009, nr. WJZ/178205 (8189), met betrekking tot de duurzaamheid en de geordende en toegankelijke staat van archiefbescheiden en de bouw en inrichting van archiefruimten en archiefbewaarplaatsen (Archiefregeling)
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;
Gelet op de artikelen 11, tweede lid, 12 en 13, vierde lid, van het Archiefbesluit 1995;
a.
archiefbescheiden: voor wat betreft:
b.
bestandsformaat: code volgens welke digitale gegevens op een gegevensdrager zijn opgeslagen;
c.
besturingsprogrammatuur: programmatuur bestemd voor de besturing van computers en software;
d.
conversie: omzetting of overzetting van gegevens in een ander bestandsformaat;
e.
digitale archiefbescheiden: archiefbescheiden die uitsluitend met behulp van besturingsprogrammatuur of toepassingsprogrammatuur geraadpleegd kunnen worden;
f.
DIN: door het Deutsches Institut für Normung uitgegeven norm, vermeld in
bijlage 1 bij deze regeling;
g.
emulatie: techniek waarmee een computer of toepassingsprogrammatuur zich hetzelfde gedraagt als één van een oudere generatie;
h.
gedrag: geheel van dynamische en interactieve kenmerken van archiefbescheiden
1°.
bij raadpleging of gebruik ten tijde van het ontvangen of opmaken van de archiefbescheiden door het overheidsorgaan; en
2°.
die voor het overheidsorgaan kenbaar moeten zijn voor de uitvoering van het betreffende werkproces;
i.
ICN-kwaliteitseis: in
bijlage 2 bij deze regeling opgenomen kwaliteitseis van het Instituut Collectie Nederland;
j.
ISO of ISO-DIS: door de International Organization for Standardization uitgegeven norm onderscheidenlijk Draft International Standard, vermeld in
bijlage 1 bij deze regeling;
k.
migratie: overzetting van gegevens en toepassingsprogrammatuur naar een ander platform;
l.
minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
m.
NEN, NEN-EN, NEN-EN-IEC, NEN-EN-ISO/IEC, NEN-ISO of NPR: door het Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm of ontwerpnorm, vermeld in
bijlage 1 bij deze regeling;
o.
polyester: polyethyleentereftalaat;
p.
structuur: logisch verband tussen de elementen van een document of van een archief;
q.
toepassingsprogrammatuur: programmatuur bestemd voor de ondersteuning van de uitvoering van een werkproces;
r.
werkproces: samenhangend geheel van stappen en procedures in het kader van de uitvoering van een taak.
1.
Met de in deze regeling genoemde technische producteisen worden gelijkgesteld technische producteisen die worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie, in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, dan wel in Turkije, en die ten minste een gelijkwaardige productkwaliteit waarborgen.
2.
Met de in deze regeling genoemde normen, uitgegeven door het Deutsches Institut für Normung, de International Organization for Standardization en het Nederlands Normalisatie-Instituut, worden gelijkgesteld nieuwere versies van die normen, uitgegeven door de betreffende organisaties.
Artikel 2a. Gelijkwaardigheidsbepaling
Aan een norm als bedoeld in
artikel 1, onderdelen f, j, of m, die is opgenomen in een voorschrift voor archiefbescheiden dat is gesteld in de
hoofdstukken 2 of
3, behoeft niet te worden voldaan voor zover voor archiefbescheiden anders dan door toepassing van die norm tenminste dezelfde mate van duurzaamheid of geordende en toegankelijke staat wordt bereikt als is beoogd met het voorschrift waarin die norm is opgenomen.
b.
de archiefbescheiden, opgemaakt door middel van deze andere materialen, tijdig worden vervangen door reproducties.
1.
Inkten en toners alsmede de apparatuur waarmee deze op papier worden aangebracht bereiken een duurzaamheid overeenkomstig ISO 11798:1999.
2.
In afwijking van het eerste lid voldoen balpennen en balpeninkten aan DIN 16554-2:1982 of ISO 12757-2:1998 en rollerbalpennen en rollerbalpeninkten aan ISO 14145-2:1998.
3.
De zorgdrager voorkomt dat inkten en toners, die door hem worden gebruikt bij het opmaken en bewaren van archiefbescheiden, doorslaan.
4.
Schrijfmachine- en printerlinten bevatten als kleurstof koolstof of gelijkwaardige materialen.
1.
Microfilm voor archiefbescheiden is een polyester halogeenzilverfilm, negatief ontwikkeld, die voldoet aan NEN 3528:1975. Deze film wordt aangeduid als moederfilm.
2.
De kwaliteit van de opname van een moederfilm is overeenkomstig:
a.
Quality Index 10 van NEN-ISO 6199:2005, Annex C, hoog contrast ontwikkeld, voor wat betreft gedrukt of geprint materiaal; en
b.
Quality index 8 van NEN-ISO 6199:2005, Annex C, laag contrast ontwikkeld, voor wat betreft handgeschreven materiaal.
3.
Van een moederfilm wordt een kopie vervaardigd op een polyester halogeenzilverfilm, die ten opzichte van de moederfilm een kwaliteit heeft van ten hoogste 1 target minder volgens NEN-ISO 6199:2005. Deze film wordt aangeduid als duplicaatfilm. Bij het kopieerproces vindt geen wisseling van polariteit plaats. Voor het overige is de kwaliteit van een duplicaatfilm gelijk aan die van de moederfilm.
4.
De afwerking van moederfilms en duplicaatfilms voldoet aan NEN 2154:1980.
5.
Moederfilms en duplicaatfilms worden niet ter inzage gegeven.
6.
Gebruikskopieën worden gemaakt van een duplicaatfilm.
1.
Zwart-witfilm voor archiefbescheiden is een polyester halogeenzilverfilm, negatief ontwikkeld, die voldoet aan NEN ISO 18901:2002. De afwerking voldoet aan ISO 18917:1999.
2.
De afwerking van papier voor zwart-witafdrukken voldoet aan ISO 18917:1999.
1.
Omslagen en mappen zonder hechtmechanieken voldoen aan ICN-kwaliteitseis nummer 1.
2.
Omslagen en mappen met hechtmechanieken voldoen aan ICN-kwaliteitseisen nummers 2 en 12.
1.
Archiefdozen voor standaardformaat papier voldoen aan:
a.
ICN-kwaliteitseis nummer 4 of 13, indien omslagen volgens ICN-kwaliteitseis nummer 1 of 2 worden toegepast; of
b.
ICN-kwaliteitseis nummer 3, indien de archiefbescheiden rechtstreeks in contact komen met het karton.
2.
Karton voor archiefdozen van andere dan standaardformaten voldoet aan:
a.
ICN-kwaliteitseis nummer 10 of 16, indien omslagen met ICN-kwaliteitseis nummer 1 of 2 worden toegepast; of
b.
ICN-kwaliteitseis nummer 11, indien de archiefbescheiden rechtstreeks in contact komen met het karton.
1.
Zelfklevende etiketten bestemd voor omslagen, mappen en archiefdozen voldoen aan ICN-kwaliteitseis nummer 15.
2.
Voor niet-zelfklevende etiketten wordt lijm op acrylaatbasis gebruikt. De zuurgraad van de lijm heeft een pH-waarde van ten minste 7,5 en ten hoogste 10.
1.
Andere materialen dan die, bedoeld in de
artikelen 9,
10 en
11, die rechtstreeks met de drager van archiefbescheiden in contact komen, bevatten geen:
d.
co-polymeren van vinylchloride; of
e.
andere stoffen die de archiefbescheiden kunnen beschadigen of de degradatie ervan bevorderen.
2.
Voor zover de andere materialen, bedoeld in het eerste lid, kunststoffen bevatten, bestaan die kunststoffen uitsluitend uit:
Artikel 13. Voorkoming reacties met andere archiefbescheiden
Indien archiefbescheiden chemische of fysische reacties kunnen aangaan met andere archiefbescheiden wanneer zij met die archiefbescheiden in dezelfde verpakkingseenheid zouden worden bewaard, worden die andere archiefbescheiden binnen of buiten de verpakkingseenheid afzonderlijk verpakt.
a.
natuurlijke of door de verpakking veroorzaakte veroudering van de gebruikte materialen; of
b.
het in onbruik raken van het type drager.
1.
Optische schijven worden stofvrij, verticaal geplaatst en in het donker opgeborgen.
2.
Verpakkingsmateriaal voor optische schijven voldoet aan NEN-ISO 18925:2002.
3.
Het eerste en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op magnetische gegevensdragers.
Artikel 16. Kwaliteitssysteem
De zorgdrager zorgt ervoor dat het beheer van zijn archiefbescheiden voldoet aan toetsbare eisen van een door hem toe te passen kwaliteitssysteem.
a.
de inhoud, structuur en verschijningsvorm bij het ontvangen of opmaken ervan door het overheidsorgaan, een en ander voor zover deze aspecten kenbaar moesten zijn voor de uitvoering van het betreffende werkproces;
b.
wanneer, door wie en uit hoofde van welke taak of werkproces het door het overheidsorgaan werd ontvangen of opgemaakt;
c.
de samenhang met andere door het overheidsorgaan ontvangen en opgemaakte archiefbescheiden;
d.
de met betrekking tot de archiefbescheiden uitgevoerde beheeractiviteiten; en
e.
de besturingsprogrammatuur of toepassingsprogrammatuur waarmee de archiefbescheiden worden bewaard of beheerd.
1.
De zorgdrager zorgt ervoor dat de onder hem ressorterende overheidsorganen beschikken over een actueel, compleet en logisch samenhangend overzicht van de bij dat overheidsorgaan berustende archiefbescheiden, geordend overeenkomstig het ten tijde van de vorming van het archief daarvoor geldende ordeningsstructuur.
2.
Indien de ordeningsstructuur tussentijds wordt aangepast, wordt de oorspronkelijke versie tezamen met de nieuwe versie bewaard.
1.
De zorgdrager legt een metagegevensschema als bedoeld in NEN-ISO 23081:2006 vast.
2.
De zorgdrager koppelt aan archiefbescheiden metagegevens aan de hand waarvan te allen tijde de aspecten, bedoeld in
artikel 17, kunnen worden herleid.
Artikel 20. Toegankelijke staat
De zorgdrager zorgt ervoor dat het archiveringssysteem de toegankelijke staat van archiefbescheiden waarborgt, zodanig dat elk van de archiefbescheiden binnen een redelijke termijn
1°.
aan de hand van de daaraan gekoppelde metagegevens; of
2°.
door middel van een andere ontsluitingsmethode; en
b.
leesbaar of waarneembaar te maken is.
Artikel 22. Functionele eisen
De zorgdrager zorgt ervoor dat van elk van de digitale archiefbescheiden de functionele eisen worden vastgelegd van:
b.
het gedrag, voor zover dit noodzakelijk is voor het waarborgen van de authenticiteit van de digitale archiefbescheiden.
a.
de oorspronkelijke technische aard van de digitale archiefbescheiden, alsmede van de hard- en softwareomgeving daarvan;
b.
de actuele technische aard van de digitale archiefbescheiden, alsmede van de hard- en softwareomgeving daarvan, zodanig dat reproductie ervan te allen tijde mogelijk is; en
c.
voor zover gebruik is gemaakt van een digitale handtekening:
1°.
de houder van de digitale handtekening;
2°.
het moment van validatie van de digitale handtekening, alsmede het resultaat daarvan;
3°.
de voor de validatie verantwoordelijke functionaris; en
4°.
voor zover bekend ten tijde van het werkproces: de identificatie van het certificaat van de digitale handtekening.
1.
Indien gerede kans bestaat dat als gevolg van wijziging of in onbruik raken van besturingsprogrammatuur of toepassingsprogrammatuur niet langer voldaan kan worden aan de bij deze regeling gestelde eisen ten aanzien van de toegankelijke en geordende staat van digitale archiefbescheiden, zorgt de zorgdrager ervoor dat conversie of migratie van die digitale archiefbescheiden plaatsvindt, dan wel dat die digitale archiefbescheiden door toepassing van emulatie kunnen worden gebruikt of geraadpleegd overeenkomstig de wijze ten tijde van het ontvangen of opmaken ervan door het overheidsorgaan.
2.
De zorgdrager maakt van de conversie of migratie een verklaring op, die ten minste een specificatie bevat van de digitale archiefbestanden die zijn geconverteerd of gemigreerd, en waarin tevens is aangegeven op welke wijze en met welk resultaat getoetst is of na de conversie of migratie aan de bij deze regeling gestelde eisen ten aanzien van de geordende en toegankelijke staat is of kan worden voldaan.
1.
Digitale archiefbescheiden worden, uiterlijk op het tijdstip van overbrenging, opgeslagen in een valideerbaar en volledig gedocumenteerd bestandsformaat dat voldoet aan een open standaard, tenzij dit redelijkerwijs niet van de zorgdrager kan worden verlangd. Alsdan vindt met de beheerder van de voor overbrenging aangewezen archiefbewaarplaats overleg plaats over een alternatief bestandsformaat.
2.
Voor zover op het tijdstip van overbrenging gebruik wordt gemaakt van encryptietechniek, wordt aan de beheerder van de archiefbewaarplaats de bijbehorende decryptiesleutel verstrekt.
3.
Gebruikmaking van compressietechniek is slechts toegestaan, voor zover daarbij niet zodanig verlies van informatie optreedt, dat niet langer aan de bij deze regeling gestelde eisen ten aanzien van de toegankelijke en geordende staat van digitale archiefbescheiden kan worden voldaan.
a.
de reikwijdte van het vervangingsproces, waartoe in elk geval worden gerekend een opgave van de organisatieonderdelen en de categorieën archiefbescheiden waarvoor het vervangingsproces geldt;
b.
de inrichting van de apparatuur waarmee wordt vervangen, de gekozen instellingen en de randapparatuur;
c.
voor zover van toepassing de software en de gekozen instellingen;
d.
de criteria voor de keuze ter zake van reproductie in kleur, grijswaarden of zwartwit;
e.
de wijze waarop de reproductie tot stand komt, waartoe in elk geval worden gerekend de formaten, bewerkingen, metagegevens en, voor zover van toepassing, de keuze ter zake van reproductie per batch of per stuk;
f.
de inrichting van de controle op juiste en volledige weergave en van het herstel van fouten;
g.
het proces van vernietiging van de vervangen archiefbescheiden;
h.
de kwaliteitsprocedures.
Artikel 27. Algemene buitentoepassingstelling
Aan een in deze regeling opgenomen voorschrift dat moet worden toegepast om te voldoen aan een met betrekking tot een archiefruimte of archiefbewaarplaats gestelde eis, behoeft niet te worden voldaan, voor zover anders dan door toepassing van dat voorschrift de archiefruimte of archiefbewaarplaats ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming tegen water, klimaatbeheersing en milieuhygiëne biedt, als is beoogd met het betrokken voorschrift.
Artikel 28. Situering
Het gebouw waarin een archiefruimte of archiefbewaarplaats is of wordt gesitueerd, is door zijn locatie, aard en bouwwijze zo goed mogelijk gevrijwaard van risico’s van:
c.
vochtindringing door opkomend grond-, regen- of rioolwater, alsmede van elke overige vorm van wateroverlast.
Artikel 29. Normen voor ondergronds bouwen
Bij ondergronds bouwen van een archiefruimte of een archiefbewaarplaats heeft de waterindringing in het bouwmateriaal een waarde die onschadelijk is voor de bewaring van archiefbescheiden, gemeten volgens:
a.
ISO-DIS 7031:1983 of NPR 2877:1991 voor beton;
b.
NEN 2778:1991 voor andere bouwmaterialen.
1.
Archiefruimten en archiefbewaarplaatsen zijn voorzien van deugdelijke en, mede gelet op de aard, oppervlakte en inhoud van de archiefruimte onderscheidenlijk archiefbewaarplaats, doelmatige middelen of voorzieningen voor het doven en vertragen van brand, waaronder in ieder geval voldoende en zichtbaar gemarkeerde draagbare blustoestellen. Poeder- of schuimblussers zijn niet toegestaan.
2.
Voor zover toegepast, zijn sprinklerinstallaties volautomatisch werkend en uitgevoerd met sprinklerkoppen die zich aan het plafond en in de stellingen of in de rekken bevinden. Open sprinklerkoppen zijn niet toegestaan.
3.
De middelen en voorzieningen voor het doven en vertragen van brand, bedoeld in eerste en tweede lid, zijn geschikt om de schadelijke gevolgen daarvan voor de aanwezige archiefbescheiden te beperken.
4.
De bijdrage tot de brandvoortplanting van in- en uitwendige scheidingsconstructies voldoet ten minste aan klasse 2 volgens NEN 6065:1991.
5.
Ventilatie- of luchtbehandelingskanalen zijn voorzien van brandkleppen die voldoen aan NEN-EN 1366-1:1999 en NEN-EN 1366-2:1999.
6.
Archiefruimten en archiefbewaarplaatsen zijn voorzien van rookmelders en een brandmeldinstallatie met een automatische doormelding naar de brandweer. De brandmeldinstallatie wordt beheerd overeenkomstig NEN 2654-1:2002, deel 1.
7.
In een archiefruimte of archiefbewaarplaats bevinden zich geen materialen en apparaten die brandgevaar kunnen veroorzaken.
Artikel 32. Watermelders
Watermelders, voorzien van een doormelding via het gebouwbeheerssysteem, het beveiligingssysteem of het installatiebeheerssysteem, zijn aanwezig in archiefruimten en archiefbewaarplaatsen
a.
die zich deels of geheel beneden het maaiveld bevinden;
b.
die zijn voorzien van een sprinklerinstallatie; of
c.
waarin zich een of meer brandslanghaspels bevinden.
1.
Kabels, leidingen of kanalen zijn slechts toegestaan
b.
voor noodzakelijke voorzieningen in de archiefruimte of archiefbewaarplaats zelf.
2.
Voor zover een noodzakelijke voorziening zich in een compartiment bevindt, worden de daarvoor benodigde kabels, leidingen of kanalen niet door het overige gedeelte van de archiefruimte of archiefbewaarplaats gevoerd.
Artikel 34. Deuren
Deuren in een archiefruimte of een archiefbewaarplaats zijn zelfsluitend en draaien, voor zover draaiend uitgevoerd, naar buiten toe open.
1.
In een archiefruimte of archiefbewaarplaats bevinden zich geen materialen, apparaten of stoffen die:
a.
de temperatuur en de luchtvochtigheid nadelig kunnen beïnvloeden;
b.
verontreiniging kunnen verspreiden;
c.
insecten of micro-organismen kunnen aantrekken; of
d.
archiefbescheiden op een andere wijze kunnen beschadigen of de degradatie ervan bevorderen.
2.
Niet toegestaan zijn bouw- en afwerkmaterialen waaruit schadelijke gassen kunnen vrijkomen of die op andere wijze schade aan de archiefbescheiden kunnen veroorzaken of waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat zij in de toekomst schade kunnen veroorzaken.
1.
Klimaatapparatuur ten behoeve van een archiefruimte of een archiefbewaarplaats is zodanig uitgevoerd dat
a.
via de kanalen ervan geen water, stof, vuil of ongedierte kunnen doordringen; en
b.
geen onderlinge besmetting van compartimenten kan ontstaan met schimmels of andere micro-organismen.
2.
De deugdelijke werking van alle in een archiefruimte of archiefbewaarplaats aanwezige meetapparatuur voor relatieve luchtvochtigheid en temperatuur wordt regelmatig gecontroleerd.
a.
elkaar, van wanden en plafonds alsmede van de overige inrichting, dat steeds voldoende luchtcirculatie mogelijk is ter voorkoming van schimmels of andere micro-organismen;
b.
verlichtingselementen, dat geen voor de archiefbescheiden schadelijke warmteontwikkeling kan plaatsvinden; of
c.
doorvoeringen door scheidingsconstructies, dat eventuele branddoorslag geen direct gevaar voor de archiefbescheiden oplevert.
Artikel 41. Kasten voor magnetische gegevensdragers
Magnetische gegevensdragers voor archiefbescheiden worden bewaard in een gesloten constructie die tegengaat dat voor de archiefbescheiden schadelijke elektromagnetische straling deze constructie kan binnendringen.
1.
De in- en uitwendige scheidingsconstructies van een archiefruimte hebben een brandwerendheid van ten minste 60 minuten volgens NEN 6069:2005, dan wel, voor zover gelet op de aard van de scheidingsconstructie van toepassing, NEN 6071:2001, NEN 6072:1991 of NEN 6073:1991.
2.
De bijdrage tot de brandvoortplanting van de inrichting voldoet aan klasse 2 volgens NEN 6065:1991.
3.
In of in de nabijheid van een archiefruimte zijn brandslanghaspels aanwezig. Indien de haspels zich in de archiefruimte bevinden, zijn deze toegepast met droge blusleidingen waarvan de aansluiting zich buiten de archiefruimte bevindt.
1.
Toegangsdeuren in een archiefruimte en hang- en sluitwerk daarop voldoen aan klasse 3 volgens NEN 5088:1994/C2:1996 nl.
2.
Externe scheidingsconstructie en gevelelementen voldoen aan weerstandsklasse 4 of hoger volgens NEN 5096:2007 +C1:2007 nl.
a.
vervaardigd van gewapend beton in kwaliteiten volgens NEN 6720:1995 of gelijkwaardig materiaal met een massa van minimaal 625 kg/m
3 ;
b.
bestand tegen maximale belasting gedurende ten minste 120 minuten volgens NEN 6702:2007 ingeval van calamiteiten;
d.
voldoende bestand tegen optredende waterdruk.
1.
De in- en uitwendige scheidingsconstructies van een archiefbewaarplaats zijn brandwerend gedurende ten minste 120 minuten volgens NEN 6069:2005, dan wel, voor zover gelet op de aard van de scheidingsconstructie van toepassing, NEN 6071:2001, NEN 6072:1991 of NEN 6073:1991.
2.
De hoofddraagconstructie van het gebouw heeft, voor zover van belang voor de archiefbewaarplaats, een brandwerendheid met betrekking tot bezwijken van ten minste 120 minuten volgens NEN 6069:2005, dan wel, voor zover gelet op de aard van de hoofddraagconstructie van toepassing, NEN 6071:2001, NEN 6072:1991 of NEN 6073:1991.
3.
De bijdrage tot de brandvoortplanting van de inrichting voldoet aan klasse 4 volgens NEN 6065:1991. Deuren zijn ten minste 120 minuten brandwerend.
4.
De wijze waarop de bijdrage tot brandvoortplanting van de vloer wordt bepaald voldoet aan klasse T volgens NEN 1775:1991.
5.
Onverminderd artikel 30, tweede lid, en voor zover toegepast, zijn sprinklerinstallaties in archiefbewaarplaatsen uitgevoerd als tweemelderafhankelijk.
6.
De in de archiefbewaarplaats aanwezige draagbare blusapparaten bevinden zich in de directe nabijheid van de deuren alsmede op een plaats het verst verwijderd van de uitgang.
7.
In de archiefbewaarplaats is in directe nabijheid van de toegang daartoe een brandslanghaspel aanwezig, die voldoet aan NEN-EN 671-1:2001 en waarvan de afsluitkraan buiten de archiefbewaarplaats is aangebracht.
Artikel 49. Rookdichtheid
De maatgevende rookdichtheid van de archiefbewaarplaats, met inbegrip van de inrichting ervan, bedraagt ten hoogste 10 m
–1 volgens NEN 6066:1991.
Artikel 50. Telecommunicatiemiddelen
In een archiefbewaarplaats zijn te allen tijde voldoende, goedwerkende telecommunicatiemiddelen voorhanden waarmee aanwezigen zich in verbinding kunnen stellen met personen buiten de archiefbewaarplaats.
1.
De tot de archiefbewaarplaats toetredende verse en gerecirculeerde lucht wordt gezuiverd van zwaveldioxide, stikstofoxiden en ozon. De gemiddelde jaarconcentratie in de archiefbewaarplaats bedraagt ten hoogste:
a.
1.3 ppb voor zwaveldioxide;
b.
6.7 ppb voor stikstofoxiden; en
2.
Het ventilatievoud bedraagt bij een inrichting met vaste archiefstellingen ten minste 0,1 maal het volume van de ruimte per uur.
3.
Het circulatievoud bedraagt ten minste 1 maal het volume van de ruimte per uur.
4.
Bij toepassing van verrijdbare archiefstellingen bedraagt de inwendige circulatie ten minste 1,5 maal het volume van de ruimte per uur.
5.
De tot de archiefbewaarplaats toetredende verse en gerecirculeerde lucht bevat ten hoogste 75 µg/m
3 stofdeeltjes.
1.
de relatieve luchtvochtigheid en temperatuur voor archiefbewaarplaatsen bedragen:
a.
50% R.V. +/- 5% onderscheidenlijk 18°C +/- 2°C voor bewaring van:
7°.
fotomateriaal op papier; of
b.
35% R.V. +/- 5% onderscheidenlijk 13° C +/- 2°C voor de bewaring van zwart-wit negatiefmaterialen;
c.
38% R.V.+/- 5% R.V. onderscheidenlijk –20°C +/- 2°C voor de bewaring van zwart-wit negatiefmaterialen van di- en triacetaat en nitraatfilm en kleurnegatiefmaterialen;
d.
40% R.V.+/- 2% R.V. onderscheidenlijk 10°C +/- 2°C voor de bewaring van moederkopieën van tapes; of
e.
40% R.V.+/- 2% R.V. onderscheidenlijk 18°C +/- 2°C voor de bewaring van werkkopieën van tapes.
2.
Bij tussentijdse verplaatsing van archiefbescheiden naar een andere ruimte wordt voorzien in acclimatisering van de archiefbescheiden, indien gerede kans bestaat dat schadelijke condensvorming op zal treden als gevolg van verandering van relatieve vochtigheid of temperatuur.
1.
Buitendeuren en andere gevelelementen van een archiefbewaarplaats voldoen aan klasse 3 volgens NEN 5096:2007 +C1:2007 nl.
2.
Toegangsdeuren zijn ten minste voorzien van insteeksloten met sluitkommen en van veiligheidsbouwbeslag met boorzekering, die voldoen aan klasse 3 volgens NEN 5088:1994.
3.
Een archiefbewaarplaats is voorzien van inbraakwering en -signalering die voldoen aan NEN 5089:2009 4e Ontw. nl.
1.
Op daartoe strekkend verzoek kan in een bijzonder geval ontheffing worden verleend van een of meerdere voorschriften in de
hoofdstukken 4,
5 en
6 van deze regeling door:
a.
de minister, voor wat betreft archiefruimten bestemd of aangewezen voor de bewaring van archiefbescheiden, bedoeld in de
artikelen 23, eerste en tweede lid, en 41, eerste lid van de Archiefwet 1995, alsmede voor wat betreft de rijksarchiefbewaarplaatsen;
b.
gedeputeerde staten, voor wat betreft andere archiefruimten of archiefbewaarplaatsen.
2.
Aan de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, kunnen voorschriften worden verbonden.
1.
Artikel 19, tweede lid, is niet van toepassing op archiefbescheiden die zijn ontvangen of opgemaakt voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling en, voor zover het digitale archiefbescheiden betreft, waaraan of waarin sinds dat tijdstip geen gegevens zijn toegevoegd onderscheidenlijk zijn gewijzigd.
2.
De
artikelen 21,
22, aanhef en onderdeel b, en
24 zijn niet van toepassing op digitale archiefbescheiden in digitale bestanden ontvangen of opgemaakt in de periode, gelegen tussen 31 december 2003 en het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, waaraan of waarin sinds laatstbedoeld tijdstip geen gegevens zijn toegevoegd onderscheidenlijk zijn gewijzigd.
3.
Hoofdstuk 3 is niet van toepassing op digitale archiefbescheiden die zijn ontvangen of opgemaakt voorafgaand aan 1 januari 2004, waaraan of waarin sinds die datum geen gegevens zijn toegevoegd onderscheidenlijk zijn gewijzigd.
4.
Op digitale archiefbescheiden als bedoeld in het derde lid blijven de bepalingen van de
Regeling geordende en toegankelijke staat archiefbescheiden , zoals die luidde voor inwerkingtreding van deze regeling, van toepassing, met dien verstande dat in afwijking van die bepalingen toepassing wordt gegeven aan:
a.
artikel 25 van deze regeling, indien een gerede kans bestaat dat dergelijke archiefbescheiden als gevolg van wijziging van besturingsprogrammatuur, toepassingsapparatuur of apparatuur niet binnen een redelijke termijn leesbaar of waarneembaar te maken zijn; en
b.
artikel 26 van deze regeling, indien niet kan worden voldaan aan artikel 6 van de
Regeling geordende en toegankelijke staat archiefbescheiden , zoals die luidde voor inwerkingtreding van deze regeling.
2.
Artikel 39, eerste lid, zoals die bepaling luidde voor 1 januari 2014, blijft van toepassing op klimaatapparatuur die is geplaatst in de periode van 1 april 2010 tot en met 31 december 2013.
artikel 26b van Archiefregeling">
Artikel 59a. Overgangsrecht artikel 26b
Artikel 26b is niet van toepassing op besluiten tot vervanging die zijn genomen voorafgaand aan 1 januari 2013.
a.
Regeling duurzaamheid archiefbescheiden ;
b.
Regeling geordende en toegankelijke staat archiefbescheiden ;
c.
Regeling bouw en inrichting archiefruimten en archiefbewaarplaatsen ;
d.
Besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 december 2004, nr. C/S/04/2750, houdende instelling van de Evaluatiecommissie Regeling Duurzaamheid Archiefbescheiden ;
e.
Besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 december 2004, nr. C/S/04/2751, houdende instelling van de Evaluatiecommissie Regeling Geordende en Toegankelijke Staat Archiefbescheiden ; en
f.
Besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 december 2004, nr. C/S/04/2752, houdende instelling van de Evaluatiecommissie Regeling Bouw en Inrichting Archiefruimten en Archiefbewaarplaatsen .