1.
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen hoger beroep instellen tegen:
2.
Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen:
f.
een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in
artikel 8:87.
3.
Tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de in het eerste lid bedoelde uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegen:
b.
een andere beslissing van de rechtbank.
1.
Het hoger beroep wordt ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, tenzij een andere hogerberoepsrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 4 van de bij deze wet behorende
Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift.
2.
Het hoger beroep, bedoeld in
artikel 8:104, eerste lid, aanhef en onder c, wordt ingesteld bij de hogerberoepsrechter die ingevolge het eerste lid bevoegd is of zou zijn te oordelen over een uitspraak van de rechtbank omtrent het schadeveroorzakende besluit.
1.
De werking van een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken of, indien hoger beroep is ingesteld, op het hoger beroep is beslist, indien:
a.
de uitspraak betreft een besluit als bedoeld in artikel 9 van de bij deze wet behorende
Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak , of
b.
tegen de uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld bij een gerechtshof.
2.
Het eerste lid geldt niet indien de uitspraak een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit betreft.
1.
De griffier van de hogerberoepsrechter doet van het ingestelde hoger beroep zo spoedig mogelijk mededeling aan de griffier van de rechtbank die de uitspraak heeft gedaan.
2.
De griffier van de rechtbank zendt de gedingstukken met de aantekeningen van de zitting, voor zover deze op de zaak betrekking hebben, en een afschrift van de uitspraak binnen een week na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling aan de griffier van de hogerberoepsrechter.
3.
Op verzoek van de hogerberoepsrechter zendt de griffier van de rechtbank het proces-verbaal van de zitting aan de griffier van de hogerberoepsrechter binnen een door de hogerberoepsrechter te bepalen termijn.
1.
Het griffierecht voor het hoger beroep bedraagt:
a.
€ 115 [Red: per 1 januari 2016: € 124] indien door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak omtrent een besluit als omschreven in de bij deze wet behorende
Regeling verlaagd griffierecht ,
b.
€ 232 [Red: per 1 januari 2016: € 251] indien door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak omtrent een ander besluit, of
c.
€ 466 [Red: per 1 januari 2016: € 503] als anders dan door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld.
2.
Indien het bestuursorgaan hoger beroep heeft ingesteld en de aangevallen uitspraak in stand blijft, wordt van het bestuursorgaan een griffierecht geheven dat gelijk is aan het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde bedrag.
1.
Indien hoger beroep is ingesteld, kan degene die ook hoger beroep had kunnen instellen, incidenteel hoger beroep instellen. De voorschriften omtrent het hoger beroep zijn van toepassing, tenzij in deze titel anders is bepaald.
2.
Het incidenteel hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken nadat de hogerberoepsrechter de gronden van het hoger beroep aan de desbetreffende partij heeft verzonden.
3.
Binnen vier weken nadat de hogerberoepsrechter de gronden van het incidenteel hoger beroep aan partijen heeft verzonden, kunnen deze partijen schriftelijk hun zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren brengen.
4.
De hogerberoepsrechter kan de in het tweede en derde lid genoemde termijnen verlengen of, indien hij het hoger beroep behandelt met overeenkomstige toepassing van
afdeling 8.2.3, verkorten.
5.
Voor het incidenteel hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.
1.
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep heeft geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep, tenzij die niet-ontvankelijkheid het gevolg is van:
a.
overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep,
b.
overschrijding van de termijn voor betaling van het griffierecht, of
c.
de omstandigheid dat degene die het hoger beroep heeft ingesteld daartoe niet gerechtigd was.
2.
Intrekking van het hoger beroep na aanvang van de termijn voor het instellen van incidenteel hoger beroep heeft geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep.
1.
Incidenteel hoger beroep kan worden ingesteld onder de voorwaarde dat het hoger beroep gegrond is.
2.
Een voorwaardelijk incidenteel hoger beroep vervalt als het hoger beroep niet-ontvankelijk of ongegrond is, dan wel wordt ingetrokken. In het laatste geval deelt de griffier de indiener mee dat zijn hoger beroep is vervallen.
1.
De hogerberoepsrechter bevestigt de uitspraak van de rechtbank, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden, of doet, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak, hetgeen de rechtbank zou behoren te doen.
2.
Indien de uitspraak van de hogerberoepsrechter ertoe strekt dat het bestuursorgaan een nieuw besluit neemt, kan de uitspraak tevens inhouden dat beroep tegen dat besluit slechts kan worden ingesteld bij de hogerberoepsrechter.
1.
Indien de hogerberoepsrechter de uitspraak van de rechtbank geheel of gedeeltelijk vernietigt, houdt de uitspraak tevens in dat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift het door hem betaalde griffierecht vergoedt, tenzij de hogerberoepsrechter bepaalt dat het griffierecht door de griffier aan de indiener wordt terugbetaald.
2.
In andere gevallen kan de uitspraak inhouden dat het bestuursorgaan of de griffier het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
1.
De hogerberoepsrechter wijst de zaak terug naar de rechtbank die deze in eerste aanleg heeft behandeld, indien:
a.
de rechtbank haar onbevoegdheid of de niet-ontvankelijkheid van het beroep heeft uitgesproken en de hogerberoepsrechter deze uitspraak vernietigt met bevoegdverklaring van de rechtbank, onderscheidenlijk ontvankelijkverklaring van het beroep, of
b.
de hogerberoepsrechter om andere redenen van oordeel is dat de zaak opnieuw door de rechtbank moet worden behandeld.
2.
De griffier zendt de gedingstukken en een afschrift van de uitspraak zo spoedig mogelijk aan de griffier van de rechtbank.
Artikel 8:117
Indien de uitspraak is gedaan door een andere rechtbank dan de bevoegde, kan de hogerberoepsrechter de uitspraak als bevoegdelijk gedaan aanmerken.
1.
In geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan kan het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van
artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2.
Indien het hoger beroep mondeling wordt ingetrokken, wordt het verzoek door de partij die daarbij aanwezig is mondeling gedaan, tegelijk met de intrekking van het hoger beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, is het verzoek niet-ontvankelijk.