1.
De
artikelen 8a en
9a zijn niet van toepassing op de pensioengerechtigde, die:
a.
op 31 december 1999 recht heeft op een ouderdomspensioen en op die dag niet in Nederland woont, en
b.
op 19 december 2005 dit recht op een ouderdomspensioen uitsluitend nog heeft op grond van artikel 2 van de wet van 9 december 2004, houdende goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 28 juni 1962 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende de gelijkheid van behandeling van eigen onderdanen en vreemdelingen met betrekking tot de sociale zekerheid (Verdrag nr. 118 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zesenveertigste zitting; Trb. 1962, 122 en Trb. 1964, 23) (Stb. 2004, 715).
2.
Het eerste lid blijft van toepassing zolang de pensioengerechtigde blijft wonen in hetzelfde land als het land waar hij op 19 december 2005 woonde en blijft voldoen aan de voorwaarden voor het recht op ouderdomspensioen.
1.
De
artikelen 8a, eerste lid, en
9a, eerste lid, zijn niet van toepassing op de pensioengerechtigde, op wie die artikelen als gevolg van de opzegging van een verdrag, de beëindiging van de voorlopige toepassing van een verdrag dan wel de beëindiging van een daarmee gelijk te stellen situatie van toepassing zouden worden, zolang de pensioengerechtigde blijft wonen in hetzelfde land als het land waar hij op de dag voor buitenwerkingtreding als gevolg van die opzegging respectievelijk op de dag voor de beëindiging woonde en blijft voldoen aan de voorwaarden voor het recht op ouderdomspensioen.
2.
Onze Minister deelt mede ten aanzien van welk land, met inbegrip van de dag waarop, een verdrag als bedoeld in het eerste lid buitenwerking is getreden dan wel de voorlopige toepassing van een verdrag of een daarmee gelijk te stellen situatie als bedoeld in het eerste lid is beëindigd.
1.
De besluiten tot herziening van het ouderdomspensioen, genomen met toepassing van
artikel 17 zoals
dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de wet van 2 november 2006 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met samenwonen ten behoeve van zorg voor een hulpbehoevende (Stb. 558), worden op aanvraag door de Sociale verzekeringsbank met toepassing van
artikel 17, tweede lid, gewijzigd met ingang van 4 april 2006 of indien de herziening op een later tijdstip heeft plaatsgevonden met ingang van dat tijdstip indien:
b.
de pensioengerechtigden ieder beschikken over een eigen woning.
2.
De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde wet.
Artikel 63a
Artikel 1, achtste en negende lid, is niet van toepassing, indien voor de inwerkingtreding van deze artikelleden, op grond van
artikel 8 recht bestaat op toeslag, omdat de ongehuwde pensioengerechtigde wegens een gezamenlijke huishouding met een meerderjarig aangehuwd kind of een meerderjarig voormalig pleegkind is aangemerkt als gehuwd, voor zolang dit recht op toeslag bestaat, tenzij toepassing van de genoemde artikelleden leidt tot een hoger ouderdomspensioen.
Artikel 64
Ten aanzien van de persoon wiens vrijheid op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van
artikel 8b reeds rechtens was ontnomen wordt voor de toepassing van
dat artikel als eerste dag waarop de vrijheidsontneming plaatsvindt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van
artikel 8b en eindigt het recht op ouderdomspensioen in afwijking van
artikel 8b, tweede lid, vanaf de dag dat deze vrijheidsontneming zes maanden heeft geduurd. De beëindiging gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de vrijheidsontneming als bedoeld in de eerste zin zes maanden heeft geduurd.
1.
Pensioengerechtigden die voor 1 januari 2015 zijn gehuwd en die in november of december 2014 de leeftijd van 65 jaar bereiken en van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd hebben, in afwijking van
artikel 8, eerste lid, overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht op een toeslag, tenzij, met inachtneming van
artikel 11, het inkomen uit arbeid of overig inkomen van die echtgenoot meer bedraagt dan de volledige bruto-toeslag.