1.
De pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd zijn:
a.
vóór 1 januari 2013: 65, respectievelijk 15 jaar;
b.
in 2013: 65 jaar en één maand, respectievelijk 15 jaar en één maand;
c.
in 2014: 65 jaar en twee maanden, respectievelijk 15 jaar en twee maanden;
d.
in 2015: 65 jaar en drie maanden, respectievelijk 15 jaar en drie maanden;
e.
in 2016: 65 jaar en vijf maanden, respectievelijk 15 jaar en vijf maanden;
f.
in 2017: 65 jaar en zeven maanden, respectievelijk 15 jaar en zeven maanden;
g.
in 2018: 65 jaar en negen maanden, respectievelijk 15 jaar en negen maanden;
h.
in 2019: 66 jaar, respectievelijk 16 jaar;
i.
in 2020: 66 jaar en drie maanden, respectievelijk 16 jaar en drie maanden;
j.
in 2021: 66 jaar en zes maanden, respectievelijk 16 jaar en zes maanden;
k.
in 2022: 66 jaar en negen maanden, respectievelijk 16 jaar en negen maanden;
l.
in 2023: 67 jaar, respectievelijk 17 jaar.
Op pensioengerechtigden die in een bepaald kalenderjaar de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt zijn de pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd in de kalenderjaren daarna niet van toepassing.
2.
De verdere verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd wordt jaarlijks, voor de eerste maal uiterlijk op 1 januari 2019 voor het jaar 2024, bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld volgens de volgende formule:
V = (L – 18,26) – (P – 65)
waarbij:
V staat voor de periode waarmee de pensioengerechtigde leeftijd respectievelijk aanvangsleeftijd wordt verhoogd, uitgedrukt in perioden van een jaar;
L staat voor de geraamde macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in het kalenderjaar van verhoging;
P staat voor de pensioengerechtigde leeftijd in het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar van verhoging.
Indien V negatief is of minder dan 0,25 bedraagt, wordt deze gesteld op 0. Indien V 0,25 of meer bedraagt, wordt deze gesteld op drie maanden.
3.
De verhoging, bedoeld in het tweede lid, treedt telkens in werking vijf jaar na de uiterste datum van vaststelling, bedoeld in het tweede lid, voor de eerste maal met ingang van 1 januari 2024.
4.
De ramingen van de macro gemiddelde resterende levensverwachting, bedoeld in het tweede lid, worden uitgevoerd en bekendgemaakt door het CBS.