Algemeen reglement rijksmusea
De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,
Overwegende, dat het om redenen van praktische aard wenselijk is een nieuw Algemeen reglement rijksmusea vast te stellen.
I
De beschikking van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 12 juni 1953, nr. 314.328, afdeling O.K.N., houdende vaststelling van het Algemeen reglement rijksmusea wordt ingetrokken.
II
Vastgesteld wordt het volgende Algemeen reglement rijksmusea, dat van toepassing is op ieder onder het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk ressorterend rijksmuseum:
Artikel 1
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: ‘de Minister’: de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk;
‘het hoofd van dienst’: degene, die aan het hoofd van het museum staat.
Artikel 2
Het museum is voor het publiek geopend op de door de Minister aangewezen tijden, tegen de door hem vastgestelde toegangsprijzen.
Wanneer een speciale tentoonstelling gehouden wordt, kan de Minister daarvoor afzonderlijke toegangsprijzen vaststellen, dan wel voor het gehele museum afwijkende toegangsprijzen vaststellen.
Artikel 3
Het hoofd van dienst kan aan degene, die naar zijn oordeel daarvoor in aanmerking komt, voor een bepaald kalenderjaar een op naam gestelde vrijkaart voor het onder zijn beheer staand museum verstrekken.
Ook de incidentele verlening van vrije toegang is overgelaten aan het hoofd van dienst.
Artikel 4
Het hoofd van dienst kan de toegang weigeren aan kinderen beneden de leeftijd van dertien jaar wanneer zij niet onder geleide zijn van iemand, die tenminste achttien jaar oud is.
Artikel 5
Bezoekers, die weigeren zich te gedragen naar de in dit reglement vervatte voorschriften of naar de aanwijzingen, welke hun door of namens het hoofd van dienst in het belang van orde en veiligheid worden gegeven, kunnen onmiddellijk uit het museum worden verwijderd, zonder dat zij op terugbetaling van de toegangsprijs aanspraak kunnen maken.
Personen, van wie redelijkerwijs kan worden verwacht, dat zij de bepalingen van dit reglement niet zullen nakomen, kan de toegang tot het museum worden geweigerd.
Artikel 6
Dieren worden niet toegelaten tot het museum.
Artikel 7
Het hoofd van dienst is bevoegd het museum gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het uitvoeren van werkzaamheden nodig is. Voor sluiting van het gehele museum behoeft hij de machtiging van de Minister;
wanneer echter naar zijn oordeel de veiligheid van de bezoekers dan wel die van de verzamelingen in gevaar dreigt te worden gebracht, kan hij het museum ook zonder die machtiging geheel of gedeeltelijk voor het publiek doen sluiten. Bij te grote toeloop van bezoekers kan het hoofd van dienst aanwijzingen geven om het aantal der toe te laten personen tijdelijk te beperken.
Artikel 8
Het hoofd van dienst treft maatregelen ter nakoming van het in het Algemeen Rijksambtenaren Reglement en het Arbeidsovereenkomstenbesluit neergelegde verbod tot het verzoeken of aannemen van fooien.
Artikel 9
Het toezichthoudend personeel dient geen gesprekken te houden met bezoekers, behalve voor het geven van algemene inlichtingen.
Artikel 10
Voorwerpen, welke naar het oordeel van de portier de opstellingen of museumvoorwerpen kunnen beschadigen of ontvreemding kunnen bevorderen, moeten aan de ingang van het museum worden afgegeven.
Ook andere voorwerpen kunnen in bewaring worden gegeven. Het museum noch het Rijk aanvaardt enige aansprakelijkheid voor beschadiging, diefstal of verloren gaan van deze voorwerpen, tenzij anders is bepaald.
Het hoofd van dienst maakt op duidelijke wijze kenbaar of de bewaring al dan niet kosteloos is.
Artikel 11
Het geven van verklaring of uitleg op naar het oordeel van het hoofd van dienst hinderlijke wijze is niet toegestaan.
Artikel 12
Het is verboden in een museumgebouw te roken of brandende rookwaren bij zich te hebben. Deze bepaling geldt niet voor personen vertoevende in de door het hoofd van dienst daarvoor aangewezen dienst- en recreatielokalen.
Artikel 13
Het is de bezoekers verboden de museumvoorwerpen aan te raken.
Artikel 14
Het hoofd van dienst kan ter zake van het vervaardigen van tekeningen, schetsen, foto's, films, geluidsopnamen en kopieën speciale voorschriften uitvaardigen, gericht op de bescherming van voorwerpen en verzamelingen, zowel als op het voorkomen van overlast voor de bezoekers.
Het hoofd van dienst kan aan het verlenen van toestemming tot het verrichten van bovenbedoelde werkzaamheden voorwaarden verbinden, welke aan de betrokkene tevoren worden bekend gemaakt.
Voor zover zij een commercieel doel moeten dienen, heeft het museum onder inachtneming van de bepalingen van de Auteurswet 1912 het uitsluitend recht foto's, studies, reprodukties, films, geluidsbanden en kopieën, als in dit artikel bedoeld, te vervaardigen of te doen vervaardigen. Dit recht kan het hoofd van dienst op bepaalde overeen te komen voorwaarden geheel of gedeeltelijk aan anderen overdragen.
Artikel 15
Het hoofd van dienst stelt regels op ter zake van het bestuderen en hanteren van museumvoorwerpen uit de verzamelingen onder zijn beheer, alsmede ter zake van de raadpleging van boek- en plaatwerken en andere documentaire verzamelingen.
Artikel 16
Dit reglement kan worden aangehaald als: Algemeen reglement rijksmusea.
Artikel 17
Van dit reglement alsmede van de door het hoofd van dienst voor het betrokken museum vast te stellen nadere regels is tenminste één exemplaar bij de ingang van het museum ter raadpleging aanwezig.
III
Deze beschikking wordt geplaatst in de Nederlandse Staatscourant en treedt in werking met ingang van 1 januari 1975.
Rijswijk (Z.-H.), 2 januari 1975