Accijns voor minerale oliën, toepassing vrijstelling van accijns ter zake van het gebruik door luchtvaartuigen, testen van luchtvaartuigen
Aan mij is een vraag voorgelegd over de toepassing van de vrijstelling van accijns voor brandstof die wordt gebruikt voor het testen van luchtvaartuigen. De vraag en het antwoord zijn hierna opgenomen.
Vraag
Is de vrijstelling genoemd in artikel 66, eerste lid, onderdeel b van de Wet op de accijns (hierna: de wet) ook van toepassing voor de minerale oliën die worden gebruikt voor het testen van luchtvaartuigen, andere dan plezierluchtvaartuigen?
Antwoord
De vrijstelling van de accijns als bedoeld in artikel 66, eerste lid, onderdeel b van de wet is van toepassing op de minerale oliën die worden gebruikt voor de voortstuwing van een luchtvaartuig, andere dan een plezierluchtvaartuig. In beginsel zal er dus een relatie moeten bestaan tussen het gebruik en de voortstuwing.
Het testen van luchtvaartuigen is noodzakelijk voor de daadwerkelijke uitvoering van een vlucht. Er bestaat dus een indirecte relatie met de voortstuwing.
Ik keur goed dat de vrijstelling kan worden toegepast op de minerale olie die zich in een brandstoftank van een luchtvaartuig bevindt en die, naast de daadwerkelijke voortstuwing, ook wordt gebruikt voor het testen van een luchtvaartuig en de daaraan gemonteerde motoren. De minerale olie wordt alsdan geacht te zijn gebruikt voor de voortstuwing van een luchtvaartuig, andere dan een plezierluchtvaartuig.
Indien de motoren niet meer aan een luchtvaartuig zijn gemonteerd, wordt de minerale olie niet vanuit een brandstoftank van een luchtvaartuig betrokken. Er is derhalve geen relatie naar een luchtvaartuig en de voortstuwing van dat luchtvaartuig. De vrijstelling kan derhalve niet worden toegepast voor de minerale oliën die worden gebruikt voor het testen van motoren die niet zijn gemonteerd aan het luchtvaartuig.
Dit beleidsbesluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.