Besluit als bedoeld in artikel 26 Luchtvaartwet juncto artikel 37 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, houdende aanwijzingen ten behoeve van de aanpassingen van de bestemmingsplannen binnen de geluidszones van het luchtvaartterrein Maastricht
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat;
Overwegende, dat de in bijlage A weergegeven geluidszones als bedoeld in artikel 25a van de Luchtvaartwet (Stb. 1958, 47, laatstelijk gewijzigd 7 juli 1994, Stb. 1994, nr 601) rond het luchtvaartterrein Maastricht, welke door de Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zijn vastgesteld bij besluit nr. DGRLD/VI/L 94.007352 van 25 oktober 1994, op grond van de Luchtvaartwet dienen te worden verwerkt in bestemmingsplannen;
Nadat de Tweede Kamer der Staten-Generaal met het voornemen tot het geven van de onderhavige aanwijzingen heeft ingestemd;
Besluit de raden van de gemeenten Beek, Maastricht, Meerssen, Nuth, en Schinnen de volgende aanwijzingen te geven:
1.
De gemeenteraden zijn conform het hieromtrent bepaalde in
artikel 37, zevende lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verplicht binnen een jaar na dagtekening van dit besluit bestemmingsplannen vast te stellen of te herzien voor de gronden, gelegen binnen de op bijlage A, kaart D1 (Ke-contour Combi scenario variant 50/50) van dit besluit weergegeven geluidszones.
Indien tegen dit besluit of het bijbehorende, gelijktijdig genomen besluit ex
artikel 27 Luchtvaartwet van de minister van Verkeer en Waterstaat of enkel tegen vorengenoemde besluit van de minister van Verkeer en Waterstaat binnen de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bij de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, vangt vorengenoemde verplichting niet aan voordat en voorzover op dat verzoek afwijzend is beslist.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 38, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening besluit de gemeenteraad zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen zes weken na het ontstaan van eerdergenoemde verplichting, omtrent medewerking aan de opgedragen vaststelling of herziening van de bestemmingsplannen.
Bij de vaststelling of herziening van de bestemmingsplannen dienen de geluidsbelastinglijnen (contouren), die blijkens de eerdergenoemde bijlage A de plangebieden doorlopen, op de bestemmingsplankaarten te worden aangegeven en dient de inhoud van dit besluit in acht te worden genomen bij het vaststellen van de bestemmingsregelingen.
2.
Indien op het tijdstip van ingebruikneming van de oostwestbaan geen overeenstemming is bereikt met het buurland België over het gebruik van het luchtruim, dienen met overeenkomstige toepassing van het eerste lid de in bijlage A, kaart D1 weergegeven geluidszones binnen twee jaar te worden vervangen, voorzover afwijkend, door de in bijlage A, kaart D2 (Combiscenario variant BM), weergegeven geluidszones.
3.
Indien na ingebruikneming van de oostwestbaan met buurland België alsnog overeenstemming wordt bereikt over het gebruik van het luchtruim en de in bijlage A, kaart D2 (Combi-scenario variant BM) weergegeven geluidszones overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid op bestemmingsplankaarten zijn opgenomen, dienen deze binnen twee jaar na het bereiken van die overeenstemming te worden vervangen door de in bijlage A, kaart D1 weergegeven zones.
1.
De hierna volgende artikelen houden alleen verband met de op bijlage A, kaart D1 (Ke-contour Combi scenario variant 50/50), danwel de op bijlage A, kaart D2 (Combi-scenario variant BM), weergegeven geluidszone.
2.
Ten aanzien van gronden die volgens de plankaart op basis van in het eerste lid genoemde kaarten een geluidsbelasting ondervinden van:
a.
meer dan 65 Kosteneenheden, mogen geen bestemmingsregelingen worden opgenomen, die woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of woonwagenstandplaatsen toelaten;
b.
meer dan 55, doch niet meer dan 65 Kosteneenheden, mogen geen bestemmingsregelingen worden opgenomen die woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of woonwagenstandplaatsen toelaten, behoudens die gevallen waarvoor de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een hogere waarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting heeft vastgesteld als bedoeld in artikel 5, tweede lid respectievelijk artikel 7, eerste lid van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaartterreinen;
c.
meer dan 45, doch niet meer dan 55 Kosteneenheden, mogen geen bestemmingsregelingen worden opgenomen, die woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of woonwagenstandplaatsen toelaten, behoudens die gevallen waarvoor de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een waarde heeft vastgesteld als bedoeld in artikel 4, tweede lid of artikel 7, eerste lid, van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaartterreinen, onverminderd het bepaalde in artikel 6, eerste lid van dat besluit;
d.
meer dan 35, doch niet meer dan 45 Kosteneenheden, mogen geen bestemmingsregelingen worden opgenomen die woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of woonwagenstandplaatsen toelaten, behoudens in die gevallen waarin de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een waarde heeft vastgesteld als bedoeld in artikel 3, tweede of derde lid, artikel 4, tweede lid, artikel 6, tweede lid, of artikel 7, eerste lid van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaartterreinen, onverminderd het bepaalde in artikel 4, eerste lid, artikel 6, eerste lid en artikel 8, tweede lid van dat besluit.
1.
Bestemmingsregelingen die woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen toelaten, kunnen worden gehandhaafd, indien de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ten aanzien van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen gelegen op gronden als bedoeld in
artikel 2, tweede lid, onder b, een hogere waarde dan de maximaal toelaatbare geluidsbelasting heeft vastgesteld als bedoeld in artikel 5, tweede lid of artikel 7, eerste lid, van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaartterreinen.
2.
Bestaande bestemmingsregelingen, die woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen toelaten, worden zodanig herzien dat deze niet meer zijn toegelaten en waar mogelijk worden zodanige andere bestemmingsregelingen opgenomen dat de bestaande gebouwen geheel of grotendeels kunnen worden gehandhaafd, indien de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ten aanzien van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen gelegen op gronden als bedoeld in
artikel 2, tweede lid, onder b, geen hogere waarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting heeft vastgesteld.
1.
Beëindiging van het gebruik of de bewoning van gebouwen als bedoeld in
artikel 2, tweede lid, onder a en b kan niet worden gevergd van degene, die op het tijdstip van het van kracht worden van de beschikking, als bedoeld in
artikel 24, eerste lid, van de Luchtvaartwet , gebruiker of bewoner was.
2.
Voor woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die wegvallen of zijn weggevallen door calamiteit, amovering – anders dan ter uitvoering van de bestemmingsregelingen, bedoeld in de
artikelen 2 en
3 – of verval, kan met inachtneming van de artikelen 8a en 8b van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaartterreinen vervangende nieuwbouw in de plaats worden gesteld.
Artikel 5
Een besluit tot onteigening van gebouwen ten aanzien waarvan de in
artikel 4, eerste lid, bedoelde bepaling van toepassing is, wordt niet genomen dan nadat de bewoning of het gebruik is gestaakt door degenen die op het in dat artikelonderdeel bedoelde tijdstip bewoner of gebruiker zijn.
1.
Indien om uitvoering te kunnen geven aan het bepaalde in
artikel 3, tweede lid, woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen door de gemeente op een andere wijze dan door onteigening worden verworven dient de Minister van Verkeer en Waterstaat vooraf in te stemmen met de benoeming van een taxateur of, indien hij dat wenselijk oordeelt, een voor hem optredende taxateur te benoemen, die zonodig samen met de door of vanwege de eigenaar aan te wijzen taxateur een derde taxateur benoemt. De met de verwerving gemoeide kosten worden aan de gemeente vergoed tot het bedrag waarmee de Minister van Verkeer en Waterstaat vooraf heeft ingestemd.
2.
In het geval dat verwerving van gronden door middel van onteigening plaatsvindt, worden de daarmee voor de gemeente gemoeide kosten, waaronder begrepen de kosten verbonden aan het toekennen van een onteigeningsvergoeding en de procedurele kosten, door de Minister van Verkeer en Waterstaat aan de gemeente volledig vergoed op een wijze die nader zal worden bekend gemaakt.
3.
Indien na verwerving van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen amovering daarvan plaatsvindt teneinde de in
artikel 3, tweede lid, bedoelde bestemming te realiseren worden de met amovering gemoeide kosten door de Minister van Verkeer en Waterstaat op een nader vast te stellen wijze vergoed.
Artikel 7
Indien, om uitvoering te kunnen geven aan het bepaalde in
artikel 3, tweede lid, een vervangende niet geluidsgevoelige bestemming wordt gerealiseerd die het mogelijk maakt dat een gebouw geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, kan in de daarmee gemoeide kosten door de Minister van Verkeer en Waterstaat een bijdrage worden verstrekt, met dien verstande, dat de som van de bijdrage en de in het vorige artikel bedoelde vergoeding niet meer zal bedragen dan de kosten die gemoeid zijn met eventuele verwerving en daaropvolgende amovering.
Artikel 8
De kosten die zijn gemoeid met het tot stand brengen of herzien van een bestemmingsplan als bedoeld in
artikel 1 komen ten laste van de gemeente.
1.
Op een nader aan te geven wijze vergoedt de Minister van Verkeer en Waterstaat aan de gemeente de koopsommen van grondverwerving alsmede de kosten van bouwrijp maken, welke ter verwezenlijking van bestaande bestemmingen zijn betaald voor 18 januari 1985, voor zover deze bedragen vergeefs blijken te zijn uitgegeven, alsmede de waardevermindering die de eigendommen en zakelijke rechten van de gemeente ondergaan, doordat bestaande bestemmingen als gevolg van deze aanwijzingen dienen te worden herzien.
2.
Op het bedrag der koopsommen, respectievelijk kosten, wordt in mindering gebracht de waarde van de eigendommen welke de gemeente met deze koopsommen, respectievelijk kosten heeft verworven.
3.
Onder bestaande bestemmingen worden verstaan bestemmingen, vastgelegd in een voor 18 januari 1985 onherroepelijk goedgekeurd (onderdeel van een) bestemmingsplan, ongeacht of op dat tijdstip de in
artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bedoelde uitwerking reeds heeft plaatsgevonden, alsmede bestemmingen vastgelegd in een op dat tijdstip nog niet onherroepelijk goedgekeurd (onderdeel van een) bestemmingsplan voor zover Gedeputeerde Staten het bestemmingsplan op dat tijdstip hebben goedgekeurd en daartegen bij de Kroon geen beroepschriften met betrekking tot bezwaren verband houdend met geluidsoverlast aanhangig zijn. Tevens worden daaronder verstaan bestemmingen voor realisering waarvan met toepassing van
artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, of
artikel 50, zesde lid, van de Woningwet voor 18 januari 1985 vrijstelling, respectievelijk vergunning, is verleend van de voorschriften van geldende bestemmingsplannen.
1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.
2.
Een exemplaar van dit besluit wordt gezonden aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het ministerie van Defensie, aan de gemeenten Geleen, Heerlen, Valkenburg aan de Geul, de Belgische gemeenten Lanaken en Maasmechelen en aan de Belgische en Nederlandse provincie Limburg alsmede aan de leden van de commissies, bedoeld in de
artikelen 21 en
28 van de Luchtvaartwet.
's-Gravenhage, 25 oktober 1994