Aanwijzing verlaten plaats ongeval (art. 7 wvw 1994)
Achtergrond
De bepaling van
artikel 7 WVW 1994 is tweeledig. Na een ongeval moeten de betrokkenen in staat worden gesteld om de veroorzaker aansprakelijk te stellen voor hun schade. Hiervoor is behoorlijke vaststelling van de identiteit van het voertuig of de bestuurder van belang. Daarnaast mag de betrokkene door of bij het ongeval gewonde personen niet in hulpeloze toestand achterlaten.
Samenvatting
Deze aanwijzing geeft regels voor de opsporing en vervolging van personen die, hoewel betrokken bij of veroorzaker van een ongeval, toch de plaats van dat ongeval verlaten.
Opsporing
Artikel 7 WVW 1994 richt zich zowel tot degene die bij een verkeersongeval is betrokken, als tot degene door wiens gedraging een verkeersongeval is veroorzaakt.
3.1. Betrokken bij
Het begrip ‘betrokken bij’ duidt op iedere weggebruiker die een rol heeft gehad in het ontstaan van het ongeval. Naast bestuurders duidt het begrip ook op anderen zoals voetgangers en ruiters. De bedoeling van de wetgever is dat deze bepaling zich richt op al diegenen die mogelijk in civielrechtelijke zin aansprakelijk kunnen zijn.
De niet bij het ongeval betrokken bestuurder (bijvoorbeeld een toevallig passerende kennis) die iemand die wel betrokken is bij het ongeval laat meerijden, kan worden vervolgd als medepleger of medeplichtige,
artt. 47 en
48 Sr. Dit laatste is ook het geval als de aanvankelijke bestuurder na het ongeval van plaats wisselt met de passagier. Aldus wordt de aanvankelijke passagier de bestuurder, omdat in dit voorbeeld de nieuwe bestuurder niet civielrechtelijk aansprakelijk is voor het ongeval, valt hij niet onder
artikel 7 WVW 1994. In een dergelijk geval kan het OM wel vervolgen op grond van de deelnemingsbepalingen in het
Wetboek van Strafrecht .
3.2. Door wiens gedraging een verkeersongeval is veroorzaakt
Met de formulering ‘door wiens gedraging een verkeersongeval is veroorzaakt’ heeft de wetgever aan willen geven dat degene tot wie de bepaling zich richt, niet zelf direct betrokken behoeft te zijn bij het verkeersongeval. Er is geen direct contact tussen voertuigen, doch aan het verkeersongeval ligt wel (verkeers)gedrag ten grondslag, toe te schrijven aan de veroorzaker. Daarbij valt te denken aan een bestuurder die ten onrechte geen voorrang verleent waardoor een voorrangsgerechtigde bestuurder moet uitwijken ten gevolge waarvan hij tegen een ander voertuig botst, of de bestuurder die in strijd met een uitdrukkelijk keerverbod keert waardoor achter hem een kettingbotsing ontstaat. Ook de veroorzaker heeft dan een civielrechtelijke relatie ten opzichte van het ongeval.
3.3. Bewijsmiddelen
In de delictsomschrijving is opgenomen dat degene die de plaats van het ongeval verlaat ‘weet of redelijkerwijs moet weten’ dat hij de gevolgen uit
artikel 7, eerste lid 1, onder a of b, WVW 1994 heeft veroorzaakt. Dit brengt voor de politie altijd mee dat in het verhoor van de verdachte zeer specifiek aandacht moet zijn voor de beantwoording van de vraag of verdachte zich van het verkeersongeval bewust is geweest. Maar ook uit andere bewijsmiddelen dan de verklaring van de verdachte kan de bewustheid van de verdachte worden afgeleid. Te denken valt dan aan getuigen, die op enige afstand een geluid, duidend op een ongeval, hoorden of zagen dat de bestuurder toen keek in de richting van de plaats waar dat geluid vandaan kwam.
Aanwijzing verkeersongevallen van Aanwijzing verlaten plaats ongeval (art. 7 wvw 1994)">3.4. Aanwijzing verkeersongevallen
In de aanwijzing verkeersongevallen is een definitie opgenomen van verkeersongeval n.l. een gebeurtenis op de voor het rij- en ander verkeer openstaande weg, die verband houdt met het verkeer, waarbij ten minste één rijdend voertuig is betrokken en ten gevolge waarvan schade is ontstaan en/of tengevolge waarvan één of meer weggebruikers zijn overleden en/of gewond geraakt..
Ingevolge de
Aanwijzing verkeersongevallen dient bij lichte schade (Uitsluitend Materiële Schade: UMS-) een kenmerkenmelding te worden gedaan aan de Adviesdienst voor Verkeer en Vervoer (AVV).
4.1. Inleiding
Het misdrijf van
artikel 7, eerste lid, onder a, WVW 1994 omvat vele gradaties van ‘verlaten van de plaats van het ongeval’. Ten aanzien van dit delict geldt in het algemeen: hoe ernstiger het gevolg, des te strafwaardiger is het gedrag van degene, die zich daaraan probeert te onttrekken. De meest ernstige vorm is het in hulpeloze toestand achterlaten van een slachtoffer. Voor het strafvorderingsbeleid wordt dit gevolg van het ongeval – dat objectief kan worden vastgesteld – dan ook als uitgangspunt genomen.
De motieven om de plaats van het ongeval te verlaten – zoals bijvoorbeeld het onttrekken van andere strafbare feiten aan opsporing door de politie – zijn velerlei en leiden in beginsel niet tot het vorderen van een hogere straf. Indien tevens andere strafbare feiten worden opgespoord, kunnen deze eventueel cumulatief ten laste worden gelegd. Omdat er bij een verkeersongeval altijd sprake is van letsel aan personen of schade aan goederen is de
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet Mulder) op grond van het gestelde in
artikel 2, tweede lid niet van toepassing op gedragingen die hebben geleid tot het verkeersongeval. In geval van de zogenaamde paniekreactie is er geen reden een lagere straf te vorderen. Immers, het is achteraf moeilijk objectief vast te stellen of er inderdaad van een paniekreactie sprake is geweest. Bovendien staat de veroorzaker van het verkeersongeval, ook als hij werkelijk in paniek verkeerde, in het algemeen niets in de weg om zich later (desnoods telefonisch) bij de politie te melden.
4.2. Vervolgingsuitsluitingsgrond
Bij vrijwillige melding kan betrokkene zich beroepen op de vervolgingsuitsluitingsgrond van
artikel 184 WVW 1994. Vervolging voor het verlaten van de plaats van het ongeval vindt niet plaats, indien betrokkene binnen 12 uur na het ongeval vrijwillig de politie van het ongeval in kennis stelt en daarbij zijn identiteit en, voor zover hij een motorrijtuig bestuurde, tevens de identiteit van dat motorrijtuig bekend maakt. Het opgeven van een valse naam of vals kenteken heft de strafbaarheid niet op. Volgens de jurisprudentie is de kennisgeving niet ‘vrijwillig’ als de betrokkene zich bij de politie heeft gemeld op het moment dat de politie hem zelf benadert.
(HR. 27-3-1990, VR 1990,82 en HR 24-9-2002 LJNAE 4172 VR 2003/90)
De vervolgingsuitsluitingsgrond geldt niet voor die gevallen waarbij het slachtoffer in hulpeloze toestand wordt achtergelaten (
artikel 7, eerste lid, onder b WVW 1994).
4.3. Competentie/voegen van zaken
Als regel kunnen overtredingen van
artikel 7 WVW 1994 bij de politierechter worden aangebracht, omdat zij meestal voor wat betreft het bewijs van eenvoudige aard zijn. Als er naast het misdrijf van
artikel 7 WVW 1994 sprake is van een of meer verkeersovertredingen – bijvoorbeeld het rijden zonder rijbewijs of een overtreding waarbij de veiligheid op de weg in ernstige mate in gevaar is gebracht – verdient het aanbeveling deze overtreding(en) naast het misdrijf van
artikel 7 WVW 1994 ten laste te leggen, zodat deze feiten aan dezelfde rechter worden voorgelegd.
Overgangsrecht
De in deze aanwijzing vervatte beleidsregels hebben onmiddellijke gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.