Achtergrond
Op 1 februari 2001 is de
Wet Taakstraffen in werking getreden. Met het in werking treden van deze wet is de hoofdstraf ’het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte’ (ATAN) vervangen door de taakstraf.
De taakstraf onderscheidt zich van ATAN doordat zij niet uitsluitend bedoeld is als vervanging van korte gevangenisstraffen, maar een zelfstandige positie inneemt tussen de geldboete en de gevangenisstraf.
De taakstraf kan uit een werkstraf maar ook uit een leerstraf bestaan of uit een combinatie van beide. Anders dan bij ATAN kan de taakstraf als transactie worden opgelegd. Behalve als zelfstandige hoofdstraf kan een taakstraf worden gecombineerd met een geldboete en/of een vrijheidsstraf voor zover het onvoorwaardelijk deel daarvan de zes maanden niet overstijgt.
Samenvatting
Deze aanwijzing en het Kader voor strafvordering van de Polaris Richtlijnen bevatten regels betreffende het aanbieden van een taakstraf als transactie en het requireren van een taakstraf ter zitting bij door volwassenen gepleegde delicten die onder de werking van een Polaris-richtlijn vallen.
1. Uitgangspunten
Hoewel de wet allerlei nieuwe combinaties van hoofdstraffen mogelijk maakt, zal bij zaken die ter zitting worden aangebracht overeenkomstig de in het Kader voor strafvordering van de Polaris richtlijnen neergelegde gedachten in beginsel slechts één hoofdstraf behoren te worden gevorderd. Combinaties van hoofdstraffen of geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke hoofdstraffen kunnen in specifieke situaties voorzien in de behoefte aan maatwerk. In de regel zijn dergelijke combinaties minder geschikt voor algemene en geobjectiveerde uitgangspunten. Een uitzondering hierop is de combinatie van gevangenisstraf en taakstraf bij verdachten die voorlopige hechtenis hebben ondergaan. Om in vergelijking met ATAN het toepassingsbereik van de taakstraffen te vergroten is in de
Wet Taakstraffen het maximaal op te leggen uren taakstraf verhoogd naar 480. Dit geldt echter alleen voor die gevallen waarin een combinatie van werk- en leerstraf wordt opgelegd. Het maximum aantal uren werkstraf blijft 240 uur. Een leerstraf kan maximaal 480 uur bedragen. Een combinatie van beide kan eveneens maximaal 480 uur bedragen, waarvan dus niet meer dan 240 uur uit werkstraf mag bestaan.
De taakstraf is niet gekoppeld aan een vrijheidstraf van een bepaalde duur. Er valt echter wel een tegenwaarde in dagen vrijheidsstraf af te leiden uit de bepalingen over de vervangende hechtenis te weten (maximaal) 1 dag per twee uur onuitgevoerde taakstraf. Voor de taakstraf zal een lineaire omrekenfactor gelden, die is afgeleid van de hiervoor genoemde tegenwaarde van 1 dag per twee uur. Anders gezegd: het Polaris-sanctiepunt, dat overeenkomt met een transactie of geldboete van € 22,- of een gevangenisstraf van één dag krijgt een derde tegenwaarde, namelijk twee uur taakstraf.
2. Positionering taakstraf
Op grond van de wet kan de taakstraf worden opgelegd ten aanzien van alle misdrijven en die overtredingen die met een vrijheidsstraf worden bedreigd. Dit impliceert dat er geen taakstraf kan worden opgelegd bij overtredingen waar alleen een geldboete op staat. Deze uitzondering speelt in de onderhavige aanwijzing geen rol, omdat dit voor geen van de delicten die onder de Polaris-richtlijnen het geval is.
De wettelijke positionering van de taakstraf tussen vrijheidsstraf en geldboete zal in het strafmaatbeleid tot uitdrukking moeten komen. Dat wil zeggen, dat de taakstraf in de plaats kan komen van zowel een korte vrijheidsstraf als van een wat hogere geldboete.
Voorts zijn de Polaris richtlijnen uitgebreid met twee strafmodaliteitsgrenzen. Naast de (geld)-transactiegrens komt er een taakstraftransactiegrens en een grens tussen taakstraf en gevangenisstraf als eis ter zitting.
In de wet wordt voor de transactie een maximum genoemd van 120 uur taakstraf. Bij een tegenwaarde van 2 uur per sanctiepunt komt de taakstraftransactiegrens te liggen bij 60 sanctiepunten.
Voor de ondergrens van de transactie wordt aangesloten bij de praktijk van het jeugdstrafrecht en de ATAN waarin taakstraffen van 40 uur een bekend verschijnsel zijn en in een behoefte voorzien. Als ondergrens voor het aanbieden van een taakstraftransactie wordt de grens derhalve gelegd bij 20 sanctiepunten. Dit past ook bij het karakter van de taakstraf die niet alleen bedoeld is als vervanger van gevangenisstraf maar ook ter vervanging van de hogere geldboete. Omdat er op zich geen reden is de geldtransactiegrens te verlagen betekent dit dat in zaken waarin het aantal sanctiepunten 20 à 30 bedraagt er afhankelijk van de aard van de gepleegde delicten en de omstandigheden van de verdachte gekozen zal kunnen worden tussen een geld- of taakstraftransactieaanbod. In het bijzonder in zaken, waar een gevangenisstraf als te zwaar wordt gezien, maar een geldboete vanwege de financiële positie van de verdachte geen reële optie is, zal de taakstraf een bruikbaar alternatief zijn.
De grens tot waar in beginsel een taakstraf ter zitting geëist dient te worden (mits er geen sprake is van een contra-indicatie – zie hieronder) valt samen met het wettelijk maximum voor de taakstraf als werkstraf: 240 uur of 120 sanctiepunten. Door haar persoonsgerichte karakter leent de leerstraf zich evenmin als de voorwaardelijke straf voor opname in een richtlijn. Boven de werkstrafgrens van 120 sanctiepunten zal daarom gelden dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist moet worden tenzij er een indicatie is voor een leerstraf of gecombineerde leer- en werkstraf. Die indicatie zal er overigens ook dienen te zijn als in zaken met minder dan 120 sanctiepunten wordt overwogen een leerstraf te eisen of als transactie aan te bieden.
–
verdachten van ernstige gewelds- of zedenmisdrijven;
(NB aangezien
art. 74 WvSr slechts een transactie toelaat bij delicten waarop niet meer dan 6 jaar gevangenisstraf is gesteld, zal de taakstraf als transactie hier in veel gevallen al wettelijk zijn uitgesloten);
–
verdachten, die reeds meer dan 1 keer een taakstraf kregen opgelegd of als transactie hebben ondergaan;
–
verdachten, die weigeren de door hen aangerichte schade te vergoeden of mee te werken aan schadebemiddeling;
–
verdachten die vanwege psychische of psychiatrische problematiek niet in staat zijn de taakstraf naar behoren te verrichten;
–
verdachten, die vanwege ernstige verslavingsproblematiek niet in staat zijn de taakstraf naar behoren te verrichten;
–
verdachten, die niet instemmen met een taakstraf;Toelichting
Alhoewel instemming van de verdachte met de taakstraf niet wettelijk vereist is, is het wel een uitgangspunt voor toepassing van deze strafmodaliteit, aangezien de kans van slagen van een taakstraf te klein is bij een verdachte die een dergelijke straf niet wenst te ondergaan. Het is echter niet noodzakelijk dat de verdachte zelf, ten overstaan van de officier van justitie kenbaar heeft gemaakt de taakstraf te willen verrichten. De instemming kan ook blijken uit hetgeen hierover bij de reclassering of de raadsman van de verdachte bekend is.
–
illegale vreemdelingen;
–
verdachten zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Ook kan als contra-indicatie gelden dat tegen betrokkene nog andere strafzaken open staan.
4. Schadevergoeding aan slachtoffers
De in het Kader voor strafvordering beschreven schaderegeling is ook van toepassing als wordt overwogen een taakstraf als transactie aan te bieden.
Dat houdt in, dat vergoeding van schade als aanvullende voorwaarde bij het transactieaanbod moet worden gesteld, als er nog schade moet worden vergoed.
5. Officiers-zittingen model bij het aanbieden van taaktransacties
Aan het aanbieden van een taakstraftransactie zal een persoonlijk onderhoud met een officier van justitie vooraf dienen te gaan. Met het zogenaamde Officiersmodel zijn goede ervaringen opgedaan in het jeugdstrafrecht en bij het experiment in Amsterdam met sociale zekerheidsfraude. Taakstrafzaken lenen zich niet voor een louter schriftelijke afdoening. De hoofdofficier heeft wel de mogelijkheid om een seniorparketsecretaris ex
art. 126 R.O. op te dragen de taakstraftransactie aan te bieden.
De hoofdofficier draagt zorg voor een arrondissementaal overleg met alle betrokken partijen waarin afspraken met de politie en reclassering worden gemaakt en de procedure wordt vastgelegd die bij het aanbieden van taakstraftransacties zal worden gevolgd. Daarbij dient aandacht te worden besteed aan:
-
het in een zo vroeg mogelijk stadium - bij voorkeur als de verdachte zich nog op het politiebureau bevindt
-
beoordelen of hij of zij mogelijk in aanmerking komt voor een taakstraf transactie;
-
de rol van de reclassering;
-
de positie van het slachtoffer.
In een uitnodiging voor een officierszitting wordt aangegeven, dat alsnog een dagvaarding kan volgen, indien tijdens de zitting (toch) sprake blijkt te zijn van een of meer contra-indicatie(s) tegen een taakstraf. Verder wordt een verdachte in de uitnodiging gewezen op het feit dat hij zich kan laten bijstaan door een raadsman.
6. Uitvoering taakstraffen
Bij het aanbieden van de taakstraftransactie door het OM via Officiers-zittingen wordt expliciet uitgegaan van een uitvoering van de taakstraf op werkdagen dan wel dagen, vallend buiten het weekend. De verdachte dient de aanwijzingen van de reclassering hieromtrent op te volgen. Het al dan niet aanwezig zijn van een geobjectiveerde grond om de taakstraf in het weekend uit te voeren (b.v. het (vooruitzicht op) verlies van een baan) wordt door de reclassering bij de intake met de verdachte besproken. Het oordeel van de reclassering dient gemotiveerd te worden vastgelegd. Verslaglegging door de reclassering is van belang voor de vraag welke gevolgen het OM verbindt aan eventuele niet-nakoming van de transactievoorwaarde binnen de daarvoor beschikbare termijn (
art 74 lid 4 Sr). Voor de tenuitvoerlegging van een door een rechter opgelegde taakstraf geldt hetzelfde uitgangspunt als bij een door het OM aangeboden taakstraftransactie: de taakstraf dient op doordeweekse dagen te worden uitgevoerd en de veroordeelde dient de aanwijzingen, gegeven door de reclassering, hieromtrent op te volgen, tenzij een geobjectiveerde grond zich tegen een dergelijke uitvoering verzet (bijvoorbeeld: – het vooruitzicht – op het verlies van een baan). De reclassering dient het al dan niet aanwezig zijn van een geobjectiveerde grond voor de tenuitvoerlegging van de taakstraf in het weekend met de veroordeelde te bespreken. Bij de intake dient het oordeel van de reclassering gemotiveerd te worden vastgelegd. Verslaglegging door de reclassering is van belang bij de beoordeling van de vraag of het OM de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis beveelt, indien de veroordeelde de taakstraf niet aanvangt, dan wel wanneer de uitvoering van de taakstraf is mislukt (
art. 22g lid 1 Sr).Toelichting:
Het aanbod van doordeweekse projectplaatsen is ruim voorhanden, terwijl weekendplaatsen moeilijker te realiseren zijn. De reclassering wordt in toenenemde mate geconfronteerd met verdachten/veroordeelden, die niet bereid zijn om op doordeweekse dagen een taakstraf uit te voeren, ook als daar naar het oordeel van de reclassering geen geobjectiveerde grond voor bestaat, terwijl tegelijkertijd de druk op de taakstrafcapaciteit in de weekenden onverminderd groot is.
Overgangsrecht
De beleidsregels in deze aanwijzing hebben gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.