Aanwijzing plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (pz-maatregel) op grond van artikel 37, eerste lid, Wetboek van Strafrecht
Problemen bij tenuitvoerlegging van een last tot plaatsing
Ingevolge
artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) kan de rechter gelasten dat degene aan wie een strafbaar feit wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend, voor een termijn van een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst. Dit kan alleen als hij gevaarlijk is voor zichzelf, voor anderen, of voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
Onder een psychiatrisch ziekenhuis dient te worden verstaan: daartoe aangewezen of erkende ziekenhuizen, verpleeginrichtingen of zwakzinnigeninrichtingen, of afdelingen daarvan, die voor de toepassing van de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten op behandeling van psychiatrische patiënten zijn ingericht, alsmede psychiatrische afdelingen van academische ziekenhuizen.
Het komt voor dat personen aan wie de rechter een last als bedoeld in
artikel 37 WvSr heeft opgelegd, PZ-passanten, maanden moeten wachten in een huis van bewaring voordat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis wordt gerealiseerd. De redenen daarvoor kunnen variëren van de gevaarlijkheid van betrokkene en beveiligingstechnische problemen die daarmee gepaard gaan, tot een weigering door het psychiatrisch ziekenhuis met een beroep op de bestaande wachtlijst. Overigens betekent het enkele feit dat de rechter deze maatregel heeft opgelegd dat het zorgkantoor (bureau van de zorgverzekeraars) een plicht heeft om de betrokkene op te laten nemen.
Sinds 1 december 2000 (Wet van 22 juni 2000, Stb. 292) kan de officier van justitie op grond van
artikel 51, eerste lid, in verbinding met
artikel 10, tweede lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) ten aanzien van patiënten die op grond van een uitspraak van de strafrechter in een psychiatrisch ziekenhuis moeten worden geplaatst, een psychiatrisch ziekenhuis een bevel tot opneming geven, indien de opneming niet wordt gerealiseerd.
Aangezien het geven van een bevel een middel is dat dwingend ingrijpt in de personele organisatie van instellingen in de geestelijke gezondheidszorg, is het, mede gezien het capaciteitsgebrek in die sector, niet opportuun een bevel te geven, indien andere mogelijkheden tot plaatsing nog niet zijn uitgeput. Plaatsing van PZ-passanten dient zoveel mogelijk in overleg met de betrokken instanties te worden gerealiseerd en van de bevoegdheid een bevel te geven dient terughoudend gebruik te worden gemaakt. In dat licht bezien is het wenselijk dat de psychiater die de rechter van advies dient als bedoeld in
artikel 37, tweede lid, WvSr , al in die fase contact opneemt met het psychiatrische ziekenhuis dat de betrokkene naar alle waarschijnlijkheid zal moeten opnemen. Deze werkwijze is ook praktijk bij machtigingen op grond van de
Wet Bopz . Het geeft het ziekenhuis meer tijd en gelegenheid een (snelle) opname te bewerkstelligen.
Dat neemt niet weg dat een officier van justitie onder omstandigheden van de bevoegdheid tot het geven van een bevel gebruik zal moeten maken. In deze gewijzigde Aanwijzing is neergelegd wanneer dat aan de orde is.
Het OM moet terughoudendheid betrachten om ten aanzien van vreemdelingen de PZ-maatregel te vorderen zoals dat ook geldt voor het vorderen van TBS. De tenuitvoerlegging van de maatregel is mede gericht op resocialisatie in de Nederlandse maatschappij. Voor personen die na ommekomst van de maatregel uit Nederland worden verwijderd, is een dergelijke behandeling derhalve vanuit die optiek niet zinvol. Bovendien kan wanneer de PZ-maatregel ten uitvoer moet worden gelegd het belang van een tijdige behandeling in het land van herkomst gefrustreerd worden.
1. Registratie
Omdat het belangrijk is een permanent kwalitatief en kwantitatief overzicht te hebben van alle personen die in Justitie-inrichtingen verblijven en van alle personen van wie het aangewezen is dat zij, al dan niet tijdelijk, in een psychiatrisch ziekenhuis worden ondergebracht, bestaat er een landelijke registratie. Onderdeel daarvan is een registratie van personen met een PZ-maatregel. Deze registratie is ondergebracht bij de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) van het Ministerie van Justitie.
Ten behoeve van deze registratie heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen twee formulieren ontwikkeld (zie de
bijlagen ). Gelet op het belang te kunnen beschikken over goed cijfermateriaal ten behoeve van verdere ontwikkeling van genoemd voorzieningenbeleid, dient voor elke persoon aan wie de rechter zo’n maatregel heeft opgelegd, een volledig ingevuld formulier aan de FPD in het betreffende ressort/arrondissement te worden gezonden. Vertrouwelijke behandeling van gegevens wordt gewaarborgd.
2. Indicatiestelling en Zorgtoewijzing in de forensische psychiatrie
Sinds 1 januari 2005 is de totstandkoming van de forensisch psychiatrische zorg gewijzigd. De belangrijkste verandering betreft het onderscheid tussen het vaststellen van de zorgbehoefte van een cliënt en de plaatsing bij een instantie die de zorg feitelijk gaat verlenen. De bedoeling van de nieuwe werkwijze is dat de forensisch psychiatrische cliënt zo snel mogelijk op de juiste plaats terechtkomt.
De FPD’s vervullen een centrale rol bij de voorbereiding van de zorg. Bij forensisch psychiatrische cliënten verzorgen zij onder meer het logistiek management ten aanzien van observatie, diagnose, de uitspraak van de rechter en de indicatiestelling voor de
AWBZ (Algemene wet bijzondere ziektekosten).
Per 1 januari 2005 heeft de FPD in de vijf ressorten coördinatoren Indicatiestelling Forensische zorg aangesteld (verdeeld in 3 werkgebieden: Amsterdam/Den Haag, Arnhem/Leeuwarden en Den Bosch). Deze coördinatoren zijn verantwoordelijk voor de voorbereiding van de indicatiestelling en de zorgtoewijzing; het AWBZ-indicatiebesluit wordt op niveau van het ressort genomen door een medewerker van het Centrum Indicatiestelling Zorg.
De uitspraak van de rechter en het AWBZ-indicatiebesluit zijn voor het zorgkantoor het vertrekpunt om uitvoering te geven aan de zorg en het regelen van de beveiliging. De zorgkantoren hebben uitvoeringscoördinatoren benoemd die de indicatiebesluiten uitvoeren. Zij kunnen zich daarbij laten adviseren door de FPD of andere instanties die bij de voorbereiding van het indicatiebesluit betrokken zijn geweest.
De FPD en het zorgkantoor zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de PZ-maatregel.
1.
De FPD bemiddelt bij de tenuitvoerlegging van de PZ-maatregel. Het OM behoudt de executieverantwoordelijkheid. Zodra een rechterlijke uitspraak waarbij een PZ-maatregel is opgelegd, onherroepelijk is geworden – of zoveel eerder als in de rede ligt , doch uiterlijk twee weken na het onherroepelijk worden –, vraagt het OM de FPD (coördinator indicatiestelling forensische zorg) in het ressort waar de strafzaak heeft gelopen, onder verstrekking van de nodige gegevens, de plaatsing van betrokkene te bewerkstelligen. De FPD is dus met de tenuitvoerlegging belast. De nodige gegevens betreffen de personalia van betrokkene en diens strafrechtelijke voorgeschiedenis etc.
2.
Zodra opname is gerealiseerd geeft de FPD in het betreffende ressort hiervan kennis aan het OM.
3.
Indien de executerende officier van justitie of advocaat-generaal 6 weken na het onherroepelijk worden van het vonnis nog geen plaatsingsbericht van de FPD in het betreffende ressort heeft ontvangen, rappelleert hij bij de FPD (zie
bijlage 4 ). In het rappel moet worden opgenomen dat de officier van justitie een bevel zal afgeven als de betrokken persoon niet alsnog binnen een maand wordt geplaatst.
4.
Indien de plaatsing van de PZ-passant in een psychiatrisch ziekenhuis tien weken na het onherroepelijk worden van het vonnis nog niet is gerealiseerd, geeft de officier van justitie, behoudens bijzondere omstandigheden, na overleg met de bevoegde inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid en na het horen van de desbetreffende geneesheer-directeur op grond van
artikel 51, eerste lid, in verbinding met
artikel 10, tweede lid, van de Wet Bopz aan een daartoe in aanmerking komend psychiatrisch ziekenhuis een bevel tot opneming van de desbetreffende persoon (zie
bijlage 5 ). Dit ten einde te bewerkstelligen dat uiterlijk drie maanden na het onherroepelijk worden van de rechterlijke beslissing plaatsing in een daarvoor geëquipeerde instelling is gerealiseerd.
Bij bijzondere omstandigheden als bedoeld onder 4 kan onder meer worden gedacht aan een patiënt met een zeer omvangrijke en/of zeer specifieke problematiek die op grond van de voor hem zeer beperkte beschikbare capaciteit (nog) niet te plaatsen is in een daartoe geëquipeerde instelling.
4. Aanvang termijn maatregel
Voor degene die na het onherroepelijk worden van het vonnis/arrest niet terstond in een psychiatrisch ziekenhuis kan worden geplaatst, maar in afwachting daarvan als passant bijvoorbeeld in een huis van bewaring moet verblijven, neemt de termijn een aanvang op het tijdstip waarop het vonnis/arrest onherroepelijk is geworden (HR 25 mei 1990, NJ 1990, 826).
De verlenging is geregeld in de
artikelen 15 tot en met 18 van de Wet Bopz. Deze artikelen zijn ingevolge
artikel 51 van de Wet Bopz ook van toepassing op de PZ-maatregel.
Overgangsrecht
De beleidsregels in deze aanwijzing hebben gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.