Gelet op het advies van gedeputeerde staten van de provincie Groningen van 18 april 1972, kenmerk 1835/x, 5e afd.;
Gelet op het verzoek van gedeputeerde staten van de provincie Groningen van 13 december 1984, nr. 26.190/50/A.10c, 4e afd.;
Gelet op de ingekomen ambtsberichten;
Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren,
II.
Aan te wijzen als oppervlaktewateren ten aanzien waarvan de in
artikel 3, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren bedoelde bevoegdheden worden uitgeoefend door gedeputeerde staten van de provincie Groningen: -
het Noord-Willemskanaal en de daarmede in open verbinding staande insteekhaven in de gemeente Groningen;-
de Molen A;-
het Moddermansdiep en de Rille;-
de Westerwoldse A met de bij het aan de westzijde gelegen jaagpad behorende sloten;-
alle in het Lauwersmeergebied gelegen oppervlaktewateren;-
de ten zuiden van de sluizen van de Nieuwe Statenzijl gelegen toeleidingskanalen;-
de tochtsloot bij de voormalige rijkswatermolen te Nieuweschans;-
het Oude Wijmeersterdiep;-
het Zuidlaardermeer;-
het bermkanaal in de Emmapolder;-
de door zandwinning ontstane waterplassen;-
de sloten langs rijkswegen, dijken en sluizen;
een en ander voor zover gelegen binnen de grenzen van de provincie Groningen en in beheer zijnde bij het Rijk.
Deze beschikking treedt onmiddellijk in werking en werkt terug tot 1 januari 1985.