Aanwijzing van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, nr. MC-U-3082225, inzake opbrengstverrekening cggz-instellingen en enkele andere opbrengstverrekening aangelegenheden
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg;
Na op 6 juni 2011 schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal als bedoeld in artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg over de voornemens met betrekking tot de opbrengstverrekening curatieve GGZ en categorale instellingen (Kamerstukken II 2010/11, 29 248, nr. 210);
Gelet op het Algemeen overleg en een verlengd algemeen overleg op 30 juni 2011 met de Tweede Kamer der Staten Generaal en de stemming op 30 juni 2011 over de moties ingediend tijdens eerdergenoemd verlengd algemeen overleg (Kamerstukken II, 29 248);
Gelet op de korte aantekeningen van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van 28 juni 2011, kenmerk 43120/WB/, inzake de voorhangbrief over het voornemen om de Nederlandse Zorgautoriteit een aanwijzing te geven inzake opbrengstverrekening curatieve GGZ en categorale instellingen (Kamerstukken II 2010/11, 29 248, nr. 208);
En gelet op de Aanwijzing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, nr. MC-U-3072825, van 29 juli 2011 inzake transitiemodel prestatiebekostiging medisch specialistische zorg 2012 (Stcrt. 2011, 13950);
a.
minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
b.
wet: de
Wet marktordening gezondheidszorg ;
e.
zorg: zorg of diensten omschreven bij of krachtens de
Zorgverzekeringswet en waarop aanspraak bestaat ingevolge een zorgverzekering als bedoeld in
artikel 1, onder d, van die wet;
Artikel 2. opdracht
De Nederlandse Zorgautoriteit stelt ter uitvoering van deze aanwijzing beleidsregels en regels vast.
1.
Dit hoofdstuk is van toepassing op zorg geleverd door gebudgetteerde cggz-instellingen.
2.
In deze aanwijzing wordt onder gebudgetteerde cggz-instelling als bedoeld in het eerste lid mede begrepen de medisch specialisten die in of ten behoeve van die instelling werkzaam zijn.
1.
De zorgautoriteit stelt voor 2010 en daarna voor ieder volgend jaar, mede op basis van door de in
artikel 3 bedoelde instellingen verstrekte gegevens, per instelling ambtshalve vast, het verschil tussen het budget en de daadwerkelijke opbrengst die is toe te rekenen aan de in dat jaar geleverde zorgproductie, verder te noemen het opbrengstverschil.
2.
De zorgautoriteit stelt ambtshalve ten behoeve van de verrekening van het opbrengstverschil per instelling per jaar een bedrag vast.
3.
De zorgautoriteit informeert het Zorginstituut over een verrekenpercentage per instelling waarmee de som van de door de instelling in rekening gebrachte tarieven ten behoeve van de vaststelling van de vereveningsbijdrage kunnen worden gecorrigeerd.
Artikel 5. opschorting
De zorgautoriteit schort de toepassing op van de verrekening van opbrengstverschillen, zoals die verrekening in beleidsregels van de zorgautoriteit is vormgegeven op het moment van inwerkingtreding van onderhavige aanwijzing, voor zover de verrekening van het bedrag als bedoeld in het vorige artikel daadwerkelijk plaats vindt dan wel voor zover een betrokken instelling en de bij die instelling betrokken verzekeraars gezamenlijk van die daadwerkelijke verrekening afzien.
1.
De zorgautoriteit stelt voor de afrekening van het budgetjaar 2010 en daarna voor ieder volgend jaar, mede op basis van door het Zorginstituut verstrekte gegevens, per instelling ambtshalve vast, welk deel van het opbrengstverschil, zoals genoemd in
artikel 4, eerste lid, is toe te rekenen aan te onderscheiden individuele, in het desbetreffende jaar werkzame:
a.
zorgverzekeraars als bedoeld in de
Zorgverzekeringswet en
b.
andere particuliere verzekeraars, zijnde financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar uitoefenen.
2.
De zorgautoriteit vermeldt de in het vorige lid bedoelde toerekening naar verzekeraars in een brief waarmee zij het bedrag, bedoeld in
artikel 4, tweede lid, aan de desbetreffende instelling bekend maakt.
3.
De zorgautoriteit vermeldt de in het eerste lid bedoelde toerekening voor de onderscheiden individuele verzekeraar in een brief waarmee zij het bedrag, bedoeld in
artikel 4, tweede lid, aan deze bekend maakt.
c.
cggz-instellingen, bedoeld in
artikel 3 van onderhavige aanwijzing.
a.
September jaar t+1 vaststelling opbrengstresultaten per instelling over jaar t door de zorgautoriteit;
b.
Eind september jaar t+1 berekening definitieve marktaandelen zorgverzekeraars per instelling jaar t-1 door het Zorginstituut;
c.
Begin november jaar t+1 ? vaststelling voorlopige verrekeningsbedragen jaar t per aanbieder, per verzekeraar door de zorgautoriteit. Eind september jaar t+2 berekening definitieve marktaandelen verzekeraars jaar t door het Zorginstituut;
d.
November jaar t+2 ? vaststelling definitieve verrekeningsbedragen jaar t per aanbieder, per verzekeraar door de zorgautoriteit.
Artikel 10
[Wijzigt de Aanwijzing transitiemodel prestatiebekostiging medisch specialistische zorg 2012.]
Artikel 11
Deze aanwijzing wordt aangehaald als: Aanwijzing opbrengstverrekening cggz-instellingen en enkele andere opbrengstverrekening aangelegenheden.
1.
Met uitzondering van
artikel 7 treedt deze aanwijzing terstond in werking.
2.
Artikel 7 treedt in werking nadat het bij koninklijk besluit op 25 mei 2010 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden voorstel van wet houdende wijziging van de
Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met de aanvulling met instrumenten voor bekostiging tot wet is verheven en in werking is getreden.