Aanwijzing OM-strafbeschikking
Samenvatting
De
Wet OM-afdoening 1 maakt mogelijk dat het Openbaar Ministerie (OM), in plaats van een transactie aan te bieden, een strafbaar feit zelf buitengerechtelijk kan bestraffen.
Naast wettelijke criteria die het uitvaardigen van een strafbeschikking uitsluiten, bestaan beleidsmatige contra-indicaties voor het uitvaardigen van een strafbeschikking. Dit kunnen dwingende contra-indicaties zijn of facultatieve. In
Bijlage 1A en
bijlage 1B (contra-indicaties) zijn de wettelijke criteria en de belangrijkste contra-indicaties voor het uitvaardigen van een strafbeschikking opgenomen. Bijlage 1A bevat een toelichting op de contra-indicaties en bijlage 1B is daarvan een schematische weergave. Aangezien nog niet alle zaakstromen onder de werking van de strafbeschikking zijn gebracht en nog niet alle sancties kunnen worden opgelegd middels een strafbeschikking wordt momenteel in een aantal gevallen nog met pilots gewerkt
2 .
Voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking dient in een aantal gevallen de verdachte door de officier van justitie te worden gehoord. Deze hoorplicht is niet gekoppeld aan het soort delict, maar aan de soort of de zwaarte van de op te leggen sanctie.
Degene jegens wie een strafbeschikking wordt uitgevaardigd, wordt in de beleidsregels van het OM ‘bestrafte’ genoemd. Hij
3 kan tegen deze strafbeschikking verzet doen, waarna de zaak in volle omvang door de rechter wordt beoordeeld, tenzij de officier van justitie de strafbeschikking intrekt of de strafbeschikking wijzigt, waarna alsnog door de bestrafte aan de gewijzigde strafbeschikking wordt voldaan. Een bestrafte kan zijn verzet ook weer intrekken of afstand doen van verzet. Dit laatste kan hij doen door vrijwillige voldoening aan de strafbeschikking of schriftelijk, bijgestaan door een raadsman. De verzetstermijn bedraagt twee weken vanaf het moment dat de strafbeschikking in persoon is uitgereikt of zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan, waaruit voortvloeit dat de strafbeschikking hem bekend is.
Ter terechtzitting zal de officier van justitie in beginsel geen zwaardere sanctie eisen dan de sanctie van de strafbeschikking, tenzij de bestrafte geen inhoudelijke gronden aanvoert waarop zijn verzet is gebaseerd. Een dergelijke situatie kan voorkomen wanneer de bestrafte in het verzetschrift geen gronden heeft aangegeven en eveneens verstek laat gaan ter terechtzitting, dan wel verschijnt maar geen inhoudelijk verweer voert. Als de zaak ter terechtzitting is aangebracht na mislukte executie, wordt in beginsel een zwaardere sanctie geëist
In de executie van de opgelegde sanctie wordt hetgeen reeds is voldaan dan wel is uitgevoerd in mindering gebracht op de door de rechter opgelegde straf.
Als geen volledig verhaal heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie de kantonrechter in het arrondissement waar de bestrafte woont, verzoeken te worden gemachtigd het dwangmiddel gijzeling toe te passen in zaken waarin een geldboete is opgelegd. De Landelijk strafbeschikkingsofficier beoordeelt onder meer de door het CJIB voorbereide vorderingen machtiging gijzeling Na mislukte executie kan de bestrafte alsnog worden gedagvaard.
Achtergrond
Door de inwerkingtreding van de
Wet OM-afdoening is een regeling in het
Wetboek van Strafvordering opgenomen die het mogelijk maakt dat het OM misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en alle overtredingen door het uitvaardigen van een strafbeschikking zelf bestraft. Voorwaardelijke sancties zijn daarbij niet mogelijk.
De Aanwijzing OM-strafbeschikking geldt voor het uitvaardigen van een strafbeschikking door het OM.
Naast het OM kunnen ook strafbeschikkingen uitgevaardigd worden door gemeenten, provincies, waterschappen en keuren, alsmede door de Belastingdienst. Hiervoor gelden afzonderlijke richtlijnen. Het OM behandelt de verzetten die ingesteld worden tegen alle soorten strafbeschikkingen en zij houdt ook toezicht op de kwaliteit.
1. Invoering
De strafbeschikkingsbevoegdheid wordt gefaseerd ingevoerd. Op dit moment kunnen nog steeds niet alle sancties waarin de wet voorziet, worden opgelegd. De transactie blijft dus nog naast de strafbeschikking bestaan. Als sprake is van een contra-indicatie (zie
bijlage 1A en
bijlage 1B ), kan dus nog steeds een transactie worden aangeboden. De stapsgewijze invoering kan leiden tot verschillende invoeringsmodaliteiten. In de Memorie van Toelichting is hierop reeds geanticipeerd:
‘De gefaseerde overgang impliceert dat de bepalingen inzake de transactie nog enige tijd naast de regeling van de strafbeschikking zullen blijven bestaan. Gedurende de periode waarin de transactie en de strafbeschikking naast elkaar bestaan, zal de toepassing van beide modaliteiten door richtlijnen nader worden ingevuld. Niet uit te sluiten valt dat gedurende die periode in sommige gevallen eenzelfde gedraging langs beide wegen kan worden afgedaan. In die gevallen is de keuze aan het OM. De gemelde richtlijnen strekken er niet toe, belangen van de verdachte te beschermen, doch faciliteren de overgang van het ene naar het andere systeem; een overgang die noodzakelijkerwijs enige ongelijkheid in behandeling met zich mee brengt. Een verweer met de strekking dat een transactie had moeten worden aangeboden, en dat niet een strafbeschikking had moeten worden uitgevaardigd, heeft dan ook geen kans van slagen.’
4
Bestrafte: degene jegens wie een strafbeschikking is uitgevaardigd.
Bestuurlijke strafbeschikking overlast: een door een buitengewoon opsporingsambtenaar (in dienst van of werkzaam voor een gemeente die heeft gekozen voor de bestuurlijke strafbeschikking en dit heeft gemeld bij het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen) op grond van
artikel 257b Sv uitgevaardigde strafbeschikking met betrekking tot een overlastfeit.
Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten: de door een daartoe aangewezen lichaam of persoon, met een publieke taak belast, op grond van
artikel 257ba Sv uitgevaardigde strafbeschikking
Gijzeling: het dwangmiddel ex
art. 578b Sv waartoe de officier van justitie op verzoek door de kantonrechter tot toepassing kan worden gemachtigd om bestraften tot betaling te dwingen.
OM-strafbeschikking: de door de officier van justitie op grond van
artikel 257a Sv uitgevaardigde strafbeschikking.
Politiestrafbeschikking: de door de opsporingsambtenaar op grond van
artikel 257b Sv uitgevaardigde strafbeschikking.
Strafbeschikking: de beschikking waarin straffen, maatregelen en (gedrags)aanwijzingen opgelegd en gegeven kunnen worden aan plegers van misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en aan degenen die een overtreding hebben begaan.
Verzet: het rechtsmiddel ex
artikel 257e Sv dat de bestrafte kan instellen als hij het niet eens is met de uitgevaardigde strafbeschikking.
Overlastfeit: een strafbaar feit dat overlast in de openbare ruimte betreft en dat staat vermeld in de
bijlage bij de Vergoedingsregeling gemeenten voor handhaving parkeren en overlast 2010 .
3. De rol van het openbaar ministerie
De rol van het OM ziet ingevolge de
artt. 257a Sv t/m 257h Sv bij de vervolging middels een strafbeschikking op het uitvaardigen van een strafbeschikking en de effectuering van de waarborgen bij de oplegging ervan (het horen van verdachte. Daarnaast stelt het OM richtlijnen op, geeft het voorschriften en oefent het toezicht uit op het gebruik van de (strafbeschikkings-)bevoegdheid door (bijzondere) opsporingsambtenaren en bestuursorganen.
Voorts heeft het OM een rol bij het uitreiken en toezenden van strafbeschikkingen, behandelt het al de verzetten ingesteld tegen de diverse strafbeschikkingen, zorgt het voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde sancties en heeft het regels opgesteld aangaande de informatieverstrekking van strafbeschikkingen.
Er is een Landelijke strafbeschikkingsofficier. Deze landelijke officier heeft onder meer de volgende taken.
–
het beoordelen van de door het CJIB voorbereide vordering machtiging gijzeling;
–
toezicht houden op de onbezoldigde ambtenaren van het Openbaar Ministerie bij het CJIB;
–
periodiek overleg met de medewerkers van het CJIB die de gijzeling voorbereiden;
–
het beoordelen van verzoeken om verlenging van de termijn waarbinnen een taakstraf moet zijn verricht.
3.1. Het uitvaardigen van de strafbeschikking door de officier van justitie
De officier van justitie kan een strafbeschikking uitvaardigen voor alle overtredingen en voor de misdrijven waarop maximaal zes gevangenisstraf is gesteld.
De officier van justitie kan op grond van
artikel 257a, tweede lid Sv, opleggen
7[8] : a. een taakstraf van ten hoogste honderdtachtig uren, b. een geldboete (tot het wettelijk toegestane maximum), c. de maatregel onttrekking aan het verkeer, d. een schadevergoedingsmaatregel voor het slachtoffer, e. een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (hierna: OBM) voor ten hoogste zes maanden. Voorts kan de strafbeschikking op grond van
artikel 257a, derde lid Sv, aanwijzingen, waaronder gedragsaanwijzingen, bevatten waaraan de verdachte moet voldoen.Beoordeling strafzaak
Voor alle bestanddelen van het strafbare feit moet er voldoende bewijs zijn, anders mag er geen strafbeschikking worden uitgevaardigd. Voorts dient voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking de schuld van de verdachte aan het feit te worden vastgesteld. Indien er twijfel bestaat over de schuld, mag er dus geen strafbeschikking worden uitgevaardigd. Een strafbeschikking mag ook niet worden uitgevaardigd wanneer sprake is van een schulduitsluitingsgrond.
Dit betekent dat de bestrafte die in de strafbeschikking berust, achteraf niet kan volhouden dat zijn schuld niet is vastgesteld. In de toelichting die de verdachte bij de strafbeschikking ontvangt is dan ook opgenomen dat de strafbeschikking op een schuldvaststelling berust en dat de bestrafte die het daar niet mee eens is, verzet zal moeten doen.
In beginsel worden alle strafzaken die zich daarvoor lenen door middel van een strafbeschikking afgedaan. Er bestaan wel contra-indicaties voor het uitvaardigen van een strafbeschikking. De contra-indicaties zijn (niet limitatief) opgenomen in de
bijlagen 1A en
1B bij deze aanwijzing.
3.2. De effectuering van de waarborgen (horen van verdachten)
Voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking dient in een aantal gevallen de verdachte door de officier van justitie te worden gehoord. Deze hoorplicht is niet afhankelijk gesteld van het soort delict, maar van de soort of de zwaarte van de op te leggen sanctie.
Volgens de memorie van toelichting zijn de redenen van de hoorplicht dat:
1.
horen bijdraagt aan de zorgvuldigheid waarmee de schuld van de verdachte wordt vastgesteld;
2.
de verdachte kenbaar kan maken welke gevolgen de beoogde sanctie voor hem zal hebben en
3.
het horen kan bijdragen aan de ‘aanvaardbaarheid’ van de strafbeschikking van de verdachte, omdat het geen zin heeft een strafbeschikking uit te vaardigen waartegen deze zeker verzet zal doen.
8[9] Taakstraf, ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, aanwijzing het gedrag van de verdachte betreffend
Een strafbeschikking waarin een taakstraf, een OBM dan wel een gedragsaanwijzing wordt opgelegd mag slechts worden uitgevaardigd indien de verdachte door de officier van justitie is gehoord en daarbij heeft verklaard bereid te zijn de straf te voldoen dan wel zich aan de aanwijzing te houden. Als er geen bereidheid van de verdachte is om zijn straf te voldoen of zich aan de aanwijzing te houden, kan hij rechtstreeks worden gedagvaard.
Het horen in het kader van een taakstraf van 121 tot en met 180 uur, een OBM of een gedragsaanwijzing
9[10] moet door een officier van justitie plaatsvinden.Geldboete, schadevergoedingsmaatregel en andere financiële sancties
De verdachte dient tevens voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking te worden gehoord wanneer een strafbeschikking inhoudende betalingsverplichtingen uit hoofde van geldboete en/of een schadevergoedingsmaatregel afzonderlijk of gezamenlijk meer belopen dan € 2.000,–. De verdachte dient daarbij te worden bijgestaan door een raadsman (
artikel 257c, tweede lid, Sv). Heeft de verdachte geen raadsman, dan is afdoening door de rechter aangewezen
10[11] .
Indien de aanwijzing wordt gegeven die inhoudt dat aan de staat een geldbedrag moet worden voldaan of dat in beslag genomen voorwerpen ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het ingevolge
artikel 36e Sr voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel (ex
artikel 257a, derde lid, aanhef en onder c Sv) en deze beloopt afzonderlijk of gezamenlijk met de andere in
artikel 257c Sv genoemde betalingsverplichtingen meer dan € 2.000,– dient op grond van deze aanwijzing de verdachte eveneens voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking te worden gehoord. Dit geldt ook voor de gedragsaanwijzing die wordt gegeven ex artikel 257a, derde lid, aanhef en onder d Sv: de storting van een vast te stellen som gelds in het schadefonds geweldsmisdrijven of ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen.
In het economische en fiscale strafrecht
11[12] zijn nog enkele specifieke voorzieningen getroffen. Voor geldboetes en schadevergoedingsmaatregelen die in een, jegens een rechtspersoon voor een economisch delict uit te vaardigen, strafbeschikking zullen worden opgelegd, geldt dat deze bij meer dan € 10.000,– onder bijstand van een raadsman voorafgaand aan het uitvaardigen van de strafbeschikking dient te worden gehoord (
artikel 36, tweede lid, Wet op de economische delicten)
De rechtspersoon dient op grond van deze aanwijzing eveneens voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking te worden gehoord indien de aanwijzingen worden gegeven ex
artikel 257a, derde lid, aanhef en onder c (voldoening aan de staat van een geldbedrag of overdracht van in beslag genomen voorwerpen ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het ingevolge
artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel) en/of ex artikel 257a, derde lid, aanhef en onder d (de storting van een vast te stellen som gelds in het schadefonds geweldsmisdrijven of ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen) en deze aanwijzing(en) afzonderlijk of gezamenlijk met de andere in
artikel 36, tweede lid, van de Wet op de economische delicten genoemde betalingsverplichtingen meer dan € 10.000,– belopen.
Het horen zoals bedoeld in deze paragraaf moet door een officier van justitie plaatsvinden.Telefonisch horen
In
artikel 257c Sv worden – afgezien van gevallen waarin de eis van verplichte rechtsbijstand geldt – geen nadere eisen gesteld aan de wijze van horen. Indien de verdachte daarmee instemt, kan het horen, zoals omschreven in artikel 257c, eerste lid, Sv, ook telefonisch plaatsvinden.Verslag van het horen
Van het horen van de verdachte overeenkomstig het eerste of tweede lid van
artikel 257c Sv wordt een schriftelijk verslag opgemaakt. Indien de strafbeschikking afwijkt van door de verdachte uitdrukkelijk onderbouwde standpunten, worden de redenen die tot afwijken hebben geleid aan dit verslag toegevoegd, voor zover deze redenen niet reeds mondeling zijn opgegeven.
3.3. Toezicht op strafbeschikking uitgevaardigd door anderen
Naast het OM worden ook door anderen strafbeschikkingen uitgevaardigd. Het OM houdt daarbij toezicht op de kwaliteit van de aangeleverde strafbeschikkingen en processen-verbaal door de inzendende instanties. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de strafbeschikkingen en de processen-verbaal ligt bij de (buitengewoon) opsporingsambtenaren en de inzendende instanties, die ervoor moeten zorgen dat de strafbeschikkingen en processen-verbaal de kwaliteitstoets doorstaan. Afspraken tussen de inzendende instanties en het OM over de benodigde kwaliteit kunnen gaan over de eisen waaraan het proces-verbaal, naast de wettelijke eisen, moet voldoen en over de wijze waarop de inzendende instantie de kwaliteit waarborgt.
Hoewel het OM bij het uitvaardigen van een strafbeschikking door een opsporingsambtenaar (ex
artikel 257b Sv) of personen of lichamen, met een publieke taak belast (ex
artikel 257ba Sv) zich voorafgaand aan dat uitvaardigen zelf geen inhoudelijk oordeel kan vormen omtrent de schuld van de te bestraffen persoon, stelt het OM aan die uitvaardiging de eis dat hiertoe, net zo als bij het uitvaardigen van een strafbeschikking ex
artikel 257a Sv, pas wordt overgegaan nadat vast is gesteld dat aan alle eisen van strafvordering is voldaan. In die zin mag een op grond van artikel 257b Sv of artikel 257ba Sv uitgevaardigde strafbeschikking in ieder geval niet afwijken van een onder artikel 257a Sv uitgevaardigde strafbeschikking.
4. Het uitreiken en toezenden van de strafbeschikking
In
artikel 257d Sv worden voorschriften genoemd voor het uitreiken en toezenden van een afschrift van de strafbeschikking aan de verdachte. Bij de strafbeschikking is betekening niet voorgeschreven. Uitgangspunt is dat de strafbeschikking per gewone post wordt verzonden, tenzij in persoon kan of moet worden uitgereikt.
Het OM kan het CJIB desgewenst opdracht geven een door het OM uitgevaardigde strafbeschikking te betekenen. Wanneer de bestrafte gedetineerd is, wordt de strafbeschikking niet per gewone post opgestuurd, maar aan hem betekend op het detentieadres.
Voor het uitreiken en toezenden van een afschrift van de strafbeschikking aan rechtspersonen bevat
artikel 257d, derde lid, Sv voorschriften.
Toezending vindt plaats bij brief. Toezending van strafbeschikkingen houdende betalingsverplichtingen uit hoofde van geldboete en schadevergoedingsmaatregel die afzonderlijk of gezamenlijk meer belopen dan € 2.000, geschiedt bij aangetekende brief (
artikel 257d, vierde lid Sv). Aangezien voor laatstgenoemde strafbeschikkingen een hoorplicht geldt (
artikel 257c derde lid Sv) zullen deze in de praktijk in persoon worden uitgereikt.
5. Verzet
De termijn van verzet
De bestrafte kan tegen de strafbeschikking verzet doen binnen veertien dagen nadat de strafbeschikking in persoon is uitgereikt of nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit blijkt dat de bestrafte bekend is met de strafbeschikking (
artikel 257e, eerste lid, Sv)
Bij een uitreiking in persoon bestaat geen twijfel over de ingangsdatum van de termijn. Indien de strafbeschikking per post is toegezonden, geldt de ingangsdatum van de verzetstermijn en daarmee ook de datum waarop de strafbeschikking onherroepelijk is geworden afhankelijk van het zich voordoen van een omstandigheid waaruit blijkt dat de bestrafte met de strafbeschikking bekend is.
Als een strafbeschikking in het geval van lichte overtredingen per post is toegezonden, dan geldt dat deze na maximaal zes weken na toezending onherroepelijk wordt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
–
de geldboete is maximaal € 340;
–
de strafbeschikking is uiterlijk vier maanden na het plegen van het strafbaar feit uitgevaardigd;
–
de strafbeschikking is verzonden naar het GBA-adres of het door verdachte opgegeven adres, en
–
de bestrafte heeft geen verzet gedaan.
Voor lichte overtredingen geldt de zogenaamde GBA-fictie. Indien de strafbeschikking per post is verzonden aan het GBA-adres of – indien dit niet beschikbaar is – het door verdachte zelf opgegeven adres dan is de strafbeschikking in ieder geval na die zes weken onherroepelijk.
Maar het moment van onherroepelijkheid kan bij deze overtredingen ook eerder dan na zes weken intreden. Als aangetoond kan worden dat bestrafte voor het verstrijken van de zes weken termijn op een bepaalde datum bekend was met de strafbeschikking, dan is de strafbeschikking na ommekomst van veertien dagen na die datum onherroepelijk. Deze eerdere bekendheid kan bijvoorbeeld blijken uit een telefoontje dat de bestrafte pleegt met een OM of een CJIB-medewerker. Deze datum kan dan bij het OM of bij het CJIB worden vastgelegd.
–
de bestrafte (in persoon of schriftelijk);
–
een bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman (in persoon of schriftelijk);
–
een bij bijzondere volmacht schriftelijk gevolmachtigde (alleen in persoon, waarbij de bijzondere volmacht bij de verzetsakte dient te worden gevoegd).
Het schriftelijk verzet wordt bij voorkeur gedaan bij het in de strafbeschikking opgegeven postadres. Het kan ook mondeling worden gedaan bij ieder parket, waarna – indien van toepassing – voor dit parket een doorzendplicht bestaat naar een officier van justitie die het verzet bij een bevoegde rechter aanhangig kan maken (
artikel 257e, tweede lid, Sv).
Bij het verzet moet de bestrafte zijn naam opgeven en dient hij een kopie dan wel een nauwkeurige aanduiding van de strafbeschikking waartegen het verzet zich richt over te leggen. Bij het verzet kunnen schriftelijk bezwaren tegen de strafbeschikking worden opgegeven (
artikel 257e, vierde lid Sv).Herbeoordeling van de zaak
Naar aanleiding van het verzet vindt een herbeoordeling van de zaak plaats. Op basis van de herbeoordeling kan de strafbeschikking worden ingetrokken of gewijzigd of kan besloten worden de bestrafte op te roepen voor de terechtzitting:
–
bij intrekking is altijd sprake van sepot en wordt een sepotbrief verstuurd;
–
bij wijziging moet de zaak aan de rechter worden voorgelegd, tenzij de bestrafte aan de gewijzigde strafbeschikking voldoet, waarmee hij afstand van verzet doet of zijn verzet intrekt;
–
bij oproeping voor de terechtzitting treedt de normale rechterlijke procedure in werking.
Het verzet schorst de executie van de strafbeschikking of schort de executie van de strafbeschikking op, tenzij naar het oordeel van het OM vaststaat dat het verzet (evident) na het verstrijken van de termijn is gedaan. In dat geval mag de executie van de strafbeschikking worden hervat. De zaak moet echter altijd ter terechtzitting worden aangebracht, tenzij de bestrafte zijn verzet alsnog intrekt.
5.1. Terechtzitting na verzet of mislukte executie
De wet bepaalt dat indien een zaak na uitvaardigen van een strafbeschikking alsnog voor de rechter wordt gebracht, deze de zaak integraal beoordeelt. De rechter dient vooraf de ontvankelijkheid van het verzet te beoordelen.
Hieronder wordt toegelicht hoe de officier van justitie dient te handelen in de twee gevallen waarin een zaak na het uitvaardigen van een strafbeschikking alsnog voor de rechter dient te worden gebracht: na verzet en na mislukte executie.Eis ter terechtzitting na verzet
In het geval een bestrafte na het doen van verzet wordt opgeroepen voor een terechtzitting, wordt de zaak verder behandeld als een gewone strafzaak. Aangezien de vervolging is ingeleid door de strafbeschikking, maakt deze deel uit van het strafdossier voor de rechter. In principe zal ter terechtzitting het uitgangspunt voor de strafeis van de officier van justitie de bij strafbeschikking opgelegde sanctie zijn.
Anders dan bij een transactie, dat een aanbod is ter voorkoming van strafvervolging, is door het uitvaardigen van de strafbeschikking de vervolging aangevangen. De bestrafte kan verzet doen, omdat hij het niet eens is met de feitelijke beoordeling van de zaak en/of met de hem opgelegde sanctie. Het doen van verzet is echter niet geheel vrijblijvend. Als er redenen zijn om aan te nemen dat verzet uitsluitend is gedaan ter uitstel van de executie of om de procesgang te vertragen, kan in beginsel een hogere sanctie worden gevorderd. Een dergelijke situatie kan zich voordoen wanneer de bestrafte in het verzetschrift geen gronden heeft aangegeven en eveneens verstek laat gaan ter terechtzitting, dan wel verschijnt maar geen inhoudelijk verweer voert. In deze gevallen kan een tot maximaal 20% hogere sanctie worden gevorderd. De bestrafte wordt hierop gewezen in de toelichting bij de strafbeschikking. Overigens zal steeds, behalve wanneer het verzet niet-ontvankelijk wordt geacht, de vernietiging van de strafbeschikking gevorderd moeten worden. De rechter vernietigt op basis van
artikel 257f lid 4 Sv de strafbeschikking als hij de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie uitspreekt, dan wel de verdachte vrijspreekt, ontslaat van alle rechtsvervolging of veroordeelt. De vernietiging moet worden geëist en door de rechter worden uitgesproken en in het vonnis opgenomen.Eis ter terechtzitting na (gedeeltelijk) mislukte executie
Wanneer de executie van de strafbeschikking geheel of gedeeltelijk mislukt, bijvoorbeeld omdat de opgelegde geldboete niet of niet volledig is betaald of kan worden verhaald, kan de officier van justitie besluiten de bestrafte te dagvaarden: Indien reeds een gedeeltelijke betaling heeft plaatsgevonden, wordt deze in de uitvoering door het CJIB in mindering gebracht op de door de rechter opgelegde straf. Anders dan in de zaken waarin de bestrafte verzet heeft gedaan tegen de strafbeschikking, geldt in deze categorie zaken de destijds aan de bestrafte opgelegde sanctie niet meer als uitgangspunt. In het executietraject is namelijk gebleken dat de tenuitvoerlegging van de bij strafbeschikking opgelegde sanctie niet mogelijk is. Er zal dan in beginsel een andere, zwaardere sanctiemodaliteit worden geëist. Wanneer een zaak in BOS/Polaris is opgenomen, blijft het aanvankelijk aantal sanctiepunten ongewijzigd. Er moet echter een omrekening plaatsvinden naar een hogere of zwaardere sanctiemodaliteit, waarbij vervolgens rekening gehouden moet worden met de (deels) ten uitvoer gelegde straf of maatregel. Ook moet in mindering worden gebracht het aantal dagen dat de bestrafte gegijzeld is geweest in de betreffende strafzaak (
artikel 27 lid 1 Sr). Concreet: als de in de strafbeschikking opgelegde boete niet wordt betaald of verhaald, moet de officier van justitie geen geldboete maar een taakstraf of vrijheidsstraf vorderen. Ook in deze gevallen moet de officier vernietiging van de strafbeschikking vorderen. De rechter vernietigt op basis van
artikel 354a Sv de strafbeschikking als hij de verdachte vrijspreekt, ontslaat van alle rechtsvervolging of veroordeelt. Als de rechter de niet-ontvankelijkheid van het OM uitspreekt, kan de rechter de strafbeschikking vernietigen.
6. Tenuitvoerlegging
De tenuitvoerlegging van de OM-strafbeschikking geschiedt op basis van
artikel 257g Sv minimaal veertien dagen na uitreiking in persoon of toezending van het afschrift van de strafbeschikking, tenzij de verdachte afstand van verzet heeft gedaan door vrijwillig aan de strafbeschikking te voldoen, Verzet kan voorts niet worden gedaan indien de verdachte, bijgestaan door een raadsman, schriftelijk afstand heeft gedaan van de bevoegdheid daartoe.Gijzeling
Als geen volledig verhaal van een bij strafbeschikking opgelegde geldboete heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie de kantonrechter in het arrondissement waar de bestrafte zijn (GBA-)adres heeft, verzoeken te worden gemachtigd het dwangmiddel gijzeling toe te passen (
artikel 578b, eerste lid Sv). Dit middel mag niet worden ingezet bij bestraften van wie bekend is dat zij niet kunnen betalen.
Een aantal beslissingen kan door middel van mandaat volgens door het OM opgestelde kaders door bij het CJIB werkzame onbezoldigde ambtenaren van het OM worden afgedaan, waarop toezicht wordt gehouden door de Landelijke strafbeschikkingsofficier.Meer informatie over executie
Voor een uitgebreide uiteenzetting van het executietraject wordt verwezen naar de
Aanwijzing executie en de Aanwijzing Keten advies, toezicht en naleving van voorwaardelijke sancties.
12[13] Toezicht op gedragsaanwijzing
Indien een gedragsaanwijzing wordt opgelegd
13[14] , waarbij de reclassering toezicht zal houden op de naleving van deze aanwijzing, is het streven erop gericht dat met de tenuitvoerlegging hiervan spoedig wordt gestart: uiterlijk een maand na het verstrijken van de termijn van verzet of het moment waarop afstand wordt gedaan van de bevoegdheid om verzet te doen vindt het eerste contact van de reclassering met de bestrafte plaats.
7. Pilots OM-strafbeschikking
Het uitgangspunt is dat indien een bepaalde zaakstroom of een bepaalde sanctie volledig onder de werking van de wet OM-afdoening is gebracht deze zaakstroom dan wel deze sanctie uitsluitend middels een strafbeschikking wordt afgedaan en niet meer via een transactievoorstel. Zolang dit niet het geval is blijft de situatie bestaan dat soms nog voor een transactieafdoening gekozen dient te worden. In die gevallen geldt dat in afwijking van deze Aanwijzing het College pilots aanwijst zodat met nieuwe, specifieke onderdelen van de strafbeschikking ervaring kan worden opgedaan voordat deze onderdelen -al dan niet na aanpassing- landelijk worden ingevoerd. Deze pilots gelden thans voor de niet-feitgecodeerde misdrijven gepleegd door meerderjarigen waarbij middels een strafbeschikking een geldboete en/of een taakstraf tot en met 180 uren kan worden opgelegd.
Een schadevergoedingsmaatregel en (gedrags-)aanwijzingen kunnen thans nog niet als sancties worden opgelegd in een strafbeschikking en voor minderjarigen kunnen nog geen taakstraffen worden opgelegd middels een strafbeschikking.
Overgangsrecht
De beleidsregels in deze aanwijzing hebben gelding met onmiddellijke ingang van de datum van inwerkingtreding.