Aanwijzing van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 13 december 2011, nr. MC-U-3096073, houdende een macrobeheersmodel instellingen voor medisch specialistische zorg
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op de artikelen 7 en 59 van de Wet marktordening gezondheidszorg
1 ;
Na in de brieven van 14 maart 2011, getiteld ‘Zorg die loont’
2 , en op 15 juli 2011 schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal
3 als bedoeld in artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg inzake het voornemen de zorgautoriteit een aanwijzing te geven over macrobeheersing bij instellingen voor medisch specialistische zorg;
Gelet op de brief van de Eerste Kamer der Staten Generaal van 16 september 2011, kenmerk 148140.04u, de Memorie van antwoord bij het voorstel van wet Aanvulling instrumenten bekostiging WMG van 9 november 2011 (Kamerstukken I 2011/12, 32 393, C) en de behandeling van voornoemd wetsvoorstel door die Kamer op 29 november 2011;
Gelet op het Verslag van het schriftelijk overleg over de brief van 5 juli 2011 inzake het Bestuurlijk hoofdlijnenakkoord 2012–2015 van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra, Zelfstandige Klinieken Nederland en Zorgverzekeraars Nederland (Kamerstukken II 2010/10, 29 248, nr. 215) en de brief van 15 juli 2011 inzake het Macrobeheersinstrument curatieve zorg vastgesteld op 4 november 2011 (Kamerstukken II 2011/12, 29 248, nr. 218);
a.
minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
b.
wet: de
Wet marktordening gezondheidszorg ;
d.
zorg: medisch specialistische zorg, audiologische zorg, trombosezorg en zorg in het kader van erfelijkheidsadvisering, waarop ingevolge een zorgverzekering als bedoeld in
artikel 1, onder d, van de Zorgverzekeringswet aanspraak bestaat, niet zijnde geneeskundige geestelijke gezondheidszorg zoals bedoeld in de ‘wet tot wijziging van het tijdstip waarop de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg deel uitmaakt van de aanspraken ingevolge een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet’ van 22 november 2006 (Stb. 2006, 630);
e.
instellingen: algemene en categorale ziekenhuizen (inclusief long/astmacentra), academische ziekenhuizen, zelfstandige behandelcentra, epilepsie-inrichtingen, instellingen voor revalidatie, radiotherapeutische centra, dialysecentra, trombosediensten, centra voor erfelijkheidsonderzoek, audiologische centra en laboratoria (uitgezonderd huisartsenlaboratoria) voor zover deze laboratoria werkzaamheden verrichten ten behoeve van de hiervoor genoemde instellingen, met uitzondering van instellingen voor medisch specialistische zorg verleend door psychiaters (ggz-instellingen);
f.
aanwijzing transitiemodel: de
Aanwijzing transitiemodel prestatiebekostiging medisch specialistische zorg 2012 van 29 juli 2011 (Stcrt. 2011, 13950);
g.
transitiemodel prestatiebekostiging: het transitiemodel geschetst in de
aanwijzing transitiemodel ;
j.
aanwijzing overgangsregeling kapitaallasten: de
Aanwijzing inzake overgangsregeling kapitaallasten algemene en academische ziekenhuizen van 22 juni 2010 (Stcrt. 2010, nr. 10255);
k.
overgangsregeling kapitaallasten: de overgangsregeling kapitaallasten als bedoeld in de
aanwijzing overgangsregeling kapitaallasten ;
l.
aanwijzing kapitaallasten transitiemodel: de
Aanwijzing kapitaallasten transitiemodel prestatiebekostiging medisch specialistische zorg 2012 van 26 september 2011 (Stcrt. 2011, 19621);
n.
macrobeheersmodel: het samenstel van instrumenten als bedoeld in deze aanwijzing;
p.
Hoofdlijnenakkoord: het Bestuurlijk hoofdlijnenakkoord 2012-2015 tussen de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra, Zelfstandige Klinieken Nederland, Zorgverzekeraars Nederland en de minister, ondertekend op 4 juli 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 29 248, nr. 215).
Artikel 2. werkingssfeer
Deze aanwijzing is van toepassing op zorg verleend in de onderscheiden jaren 2012, 2013 en 2014 waarvoor tarieven in rekening zijn gebracht of zouden hebben kunnen worden gebracht door instellingen.
Artikel 3. opdrachtverlening
Ter uitvoering van deze aanwijzing stelt de zorgautoriteit regels en beleidsregels vast, nadat het bij koninklijk besluit op 25 mei 2010 ingediende voorstel van
wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met de aanvulling met instrumenten voor bekostiging tot wet is verheven en in werking is getreden.
1.
De zorgautoriteit stelt ambtshalve voor ieder hierboven aangegeven kalenderjaar voor zorg van alle instellingen gezamenlijk een mbi-omzetplafond, een bovengrens als bedoeld in
artikel 50, tweede lid, aanhef en onder c, van de wet, vast. Dit mbi-omzetplafond betreft niet de honoraria voor de vrijgevestigd medisch specialisten.
2.
De zorgautoriteit stelt ambtshalve voor ieder aangegeven kalenderjaar voor iedere individuele instelling een bovengrens vast die op volgende wijze rekening houdt met het op basis van het eerste lid vastgestelde mbi-omzetplafond:
a.
Indien alle instellingen gezamenlijk het mbi-omzetplafond niet overschrijden is de grens voor iedere individuele instelling gelijk aan de door die instelling gerealiseerde mbi-omzet in het desbetreffende kalenderjaar;
b.
Indien alle instellingen gezamenlijk het mbi-omzetplafond overschrijden is de grens voor iedere individuele instelling gelijk aan het procentuele aandeel van die instelling in de totale mbi-omzet van alle instellingen gezamenlijk in het desbetreffende kalenderjaar vermenigvuldigd met het bedrag dat door de zorgautoriteit is vastgesteld als mbi-omzetplafond.
3.
Tot de in een kalenderjaar gerealiseerde mbi-omzet behoort mede het door de zorgautoriteit voor die instelling vastgesteld verrekenbedrag.
4.
Tot de mbi-omzet van een individuele instelling worden niet gerekend bedragen die zijn toegekend op basis van de toepassing van de beleidsregels van de zorgautoriteit ter uitwerking van de
aanwijzing overgangsregeling kapitaallasten .
5.
De zorgautoriteit stelt met betrekking tot het jaar 2012 het mbi-omzetplafond als bedoeld in het eerste lid en de bovengrenzen als bedoeld in het tweede lid vast op grond van het bedrag voor zorg dat voor dat kalenderjaar ten hoogste beschikbaar is, zijnde een bedrag van € 16.634 miljoen (prijsniveau 2011).
6.
De zorgautoriteit stelt met betrekking tot de jaren 2013 en 2014 het mbi-omzetplafond als bedoeld in het eerste lid en de bovengrenzen als bedoeld in het tweede lid niet vast dan nadat de minister haar schriftelijk heeft bericht welk bedrag voor zorg als bedoeld in
artikel 2 voor het desbetreffende kalenderjaar ten hoogste beschikbaar is. Van het bericht wordt afschrift gezonden aan beide kamers der Staten-Generaal.
1.
De zorgautoriteit handhaaft het mbi-omzetplafond als bedoeld in
artikel 4, eerste lid, door het handhaven van de bovengrenzen als bedoeld in artikel 4, tweede lid.
2.
De zorgautoriteit geeft ambtshalve een aanwijzing in de zin van
artikel 76, tweede lid, van de wet aan de individuele instellingen tot de afdracht aan het Zorgverzekeringsfonds van een door de zorgautoriteit vastgesteld bedrag indien door alle instellingen gezamenlijk het mbi-omzetplafond als bedoeld in
artikel 4, eerste lid, is overschreden.
3.
De in het eerste lid bedoelde bovengrens is voor iedere individuele instelling gelijk aan het procentuele aandeel van die instelling in de totale mbi-omzet van alle instellingen gezamenlijk in het desbetreffende kalenderjaar vermenigvuldigd met het bedrag dat de zorgautoriteit, ingevolge het bericht van de minister als bedoeld in het vierde lid, als basis dient te nemen voor de handhaving, bedoeld in het eerste lid.
4.
De zorgautoriteit geeft de aanwijzing als bedoeld in het tweede lid niet dan nadat de minister haar uiterlijk 1 december van het jaar volgend op het kalenderjaar als bedoeld in het vorige lid schriftelijk heeft bericht dat het bedrag bedoeld in
artikel 4, zesde respectievelijk zevende lid, is overschreden onder vermelding van het bedrag dat de zorgautoriteit als basis dient te nemen voor de handhaving als bedoeld in het eerste lid. Van het bericht wordt afschrift gezonden aan beide kamers der Staten-Generaal.
1.
De zorgautoriteit stelt ambtshalve voor het in
artikel 4, eerste lid bedoelde kalenderjaar vast dat de grens voor iedere individuele instelling gelijk is aan de door die instelling gerealiseerde mbi-omzet in het desbetreffende kalenderjaar.
2.
De zorgautoriteit doet de vaststelling als bedoeld in het eerste lid niet dan nadat de minister haar uiterlijk 1 december van het jaar volgend op het kalenderjaar als bedoeld in het vorige lid schriftelijk heeft bericht dat het bedrag bedoeld in
artikel 4, zesde respectievelijk zevende lid, niet is overschreden. Van het bericht wordt afschrift gezonden aan beide kamers der Staten-Generaal.
1.
De overgangsregeling kapitaallasten blijft ongewijzigd van kracht en wordt separaat van het macrobeheersmodel als omschreven in voorgaande artikelen toegepast.
2.
De zorgautoriteit voert de overgangsregeling kapitaallasten uit met inachtneming van de berekening van de vergoeding voor kapitaallasten die instellingen als bedoeld in de
artikelen 3 en
5 van de aanwijzing kapitaallasten transitiemodel behouden na de vaststelling van het verrekenbedrag en de toepassing van het macrobeheersmodel.
Artikel 8
Deze aanwijzing wordt aangehaald als: Aanwijzing macrobeheersmodel instellingen voor medisch specialistische zorg.
De
1
Zoals de Wet marktordening gezondheidszorg komt te luiden nadat het bij koninklijk besluit op 25 mei 2010 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met de aanvulling met instrumenten voor bekostiging (Wet aanvulling instrumenten bekostiging WMG) (Kamerstukken 32 393 ) tot wet is verheven en in werking is getreden.
2
Kamerstukken II 2010/11, 32 620, nr. 6.
3
Kamerstukken II 2010/11, 29 248, nr. 216.