Aanwijzing ex artikel 14 Wet tarieven gezondheidszorg inzake de vaststelling van de aanvaardbare kosten 1998 ten behoeve van thuiszorg, ouder- en kindzorg en dieetadvisering AWBZ
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Economische Zaken,
Gelet op artikel 14 van de Wet tarieven gezondheidszorg;
Gehoord het Centraal orgaan tarieven gezondheidszorg, (brief van 23 oktober 1997, kenmerk AV/ih/A/97/172 vastgesteld in de vergadering van 20 oktober 1997);
Na schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (brief van 6 november 1997, kenmerk VPZ/P-974000);
Artikel 1
Het Centraal orgaan tarieven gezondheidszorg (Cotg) stelt voor prestaties van instellingen, die vanaf 1-1-1998 in
artikel 1, onder A, onder nummer 16 (instellingen die thuiszorg leveren als bedoeld in
artikel 15 van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering), nummer 16a (instellingen voor ouder- en kindzorg), nummer 16b (instellingen voor dieetadvisering) in het Besluit werkingssfeer
Wet tarieven gezondheidszorg 1992 als orgaan voor gezondheidszorg zijn aangewezen, richtlijnen vast met in achtneming van de aanvaardbaar geachte kosten van f 3380,4 mln. Dit bedrag is het saldo van de mutaties de conform tabellen van bijlage B10, de nummers 7.06, 7.07, 7.09 (te verminderen met f 70,3 mln intensieve thuiszorg en coördinatie thuiszorg) en 3.13 van het Jaaroverzicht Zorg 1998, verder genoemd JOZ 1998.
Artikel 2
In verband met de overheveling van de indicatiestelling thuiszorg naar de gemeenten worden de aanvaardbare kosten van de voormalige kruiswerkorganisaties generiek verlaagd met f 31,2 mln en de aanvaardbare kosten van de voormalige gezinsverzorgingsinstellingen worden generiek verlaagd met f 31,3 mln, conform tabel 7.09 van bijlage B10 van het JOZ 1998.
1.
De kortingsmaatregel 1997 in verband met de overheveling van ziekenhuisgerelateerde thuiszorg naar het tweede verzekeringscompartiment wordt met ingang van 1998 ongedaan gemaakt.
2.
De regionale middelen 1997 ad f 20 miljoen worden generiek aan de budgetten toegevoegd van alle thuiszorginstellingen, met uitzondering van de voormalige gezinsverzorgingsinstellingen.
3.
De regionale middelen 1997 ad f 37,5 miljoen zijn bestemd voor de basisbudgetten van de sedert 1994 nieuw toegelaten thuiszorginstellingen en die per 1-1-1998 zullen worden toegelaten.
Artikel 4
Ten behoeve van de
AWBZ -aanspraken ouder- en kindzorg, dieetadvisering wordt f 297,2 miljoen inclusief overhead afgezonderd van het macrobudget conform tabel 3.13 van bijlage B 10 van het JOZ 1998.
Dit bedrag is beschikbaar voor die thuiszorgorganisaties die deze zorg voor 1 januari 1997 feitelijk verleenden.
Artikel 5
Het bedrag van de intensivering 1998 ad f 93 miljoen zoals vermeld in tabel 7.09 van bijlage B 10 van het JOZ 1998, dient op de volgende wijze te worden verdeeld:
1.
f 23 miljoen is beschikbaar voor de sedert 1994 nieuw toegelaten thuiszorginstellingen en de thuiszorginstellingen die alsnog per 1-1-1998 zullen worden toegelaten;
2.
f 30 miljoen wordt toegevoegd aan de budgetten van de voormalige gezinsverzorgingsinstellingen, met een relatieve budgetpositie van lager dan 1.0 in het kader van de kostenvereveningsoperatie;
3.
f 30 miljoen wordt generiek naar rato van de aanvaardbare kosten 1997 toegekend aan alle toegelaten thuiszorginstellingen.
4.
f 10 miljoen wordt gereserveerd; over de aanwending zal het Cotg nader worden geïnformeerd.
Artikel 6
Ten behoeve van de sedert 1994 nieuw toegelaten thuiszorginstellingen, niet zijnde een rechtsopvolger van een reeds eerder toegelaten thuiszorginstelling, alsmede de thuiszorginstellingen die in 1997 voor het eerst ten laste van de
AWBZ thuiszorg hebben geleverd en die per 1-1-1998 worden toegelaten, is een budget beschikbaar van maximaal f 2,375 miljoen per jaar.
Artikel 7
In de bedoelde richtlijnen ter uitvoering van de onderhavige aanwijzing wordt bepaald dat het Cotg, bij het ontbreken van een verzoek tot goedkeuring of vaststelling van tarieven, ambtshalve gewijzigde tarieven vaststelt.
Artikel 8
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.