Aanwijzing van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 19 november 2012, MC-U-3140368, op grond van artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg inzake contracteerruimte AWBZ 2013 en enkele andere aangelegenheden
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg;
Na op 3 oktober 2012 schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal als bedoeld in artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Kamerstukken II 2012/13, 30 597, nr. 267);
Gezien:
–
mijn inbreng van 13 november 2012 (DLZ-U-3139428) voor het verslag van een schriftelijk overleg met de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;
–
het algemeen overleg op 15 november met de vaste commissie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;
1.
Deze aanwijzing is van toepassing op zorg waarop ingevolge de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ) aanspraak bestaat.
2.
De Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: zorgautoriteit) stelt ter uitvoering van deze aanwijzing tijdig voor 1 januari 2013 regels of beleidsregels vast.
1.
De zorgautoriteit stelt de totale contracteerruimte voor 2013 vast via dezelfde systematiek als voor de jaren 2005 tot en met 2012 is toegepast en gebruikt daarbij als startpunt 100 procent van de totale contracteerruimte 2012 zoals de zorgautoriteit die heeft vastgesteld.
2.
Wat betreft de kapitaallasten vallen de normatieve huisvestingscomponenten (hierna: nhc's), net als in 2012, binnen de contracteerruimte met inachtneming van de door de zorgautoriteit ontworpen overgangsregeling op grond van de
Aanwijzing van 12 juli 2011 inzake normatieve huisvestingscomponenten in tarieven intramurale AWBZ (Stcrt. 2011, 13319), zoals gewijzigd bij
Aanwijzing van 8 augustus 2011 (Stcrt. 2011, 16189). De zorgautoriteit berekent de extra middelen die hiervoor aan de contracteerruimte 2013 worden toegevoegd op basis van de nhc-bedragen per zorgzwaartepakket. In 2013 gaat het op grond van de bedoelde overgangsregeling om 20 procent van de nhc-bedragen.
a.
€ 698 miljoen vanwege het overhevelen van geriatrische revalidatiezorg van de
AWBZ naar de
Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw);
b.
€ 71 miljoen vanwege het overhevelen van de tijdelijke uitleen van verpleegartikelen van de
AWBZ naar de
Zvw ;
e.
€ 60 miljoen vanwege het extramuraliseren van de zorg voor nieuwe cliënten van 23 jaar en ouder, die voorheen een indicatie zouden hebben ontvangen voor de zorgzwaartepakketten VV 1 of 2, GGZ 1 of 2, of VG 1 of 2.
a.
€ 325 miljoen vanwege volumegroei in verband met de demografische ontwikkelingen;
b.
€ 90 miljoen vanwege extra instroom en doorstroom bij de zorg in natura als gevolg van wijzigingen in de toegang tot het persoonsgebonden budget;
c.
€ 6,5 miljoen vanwege het vervallen van de oormerking van de ruimte voor het aanpakken van de wachtlijsten van de zorg voor jeugdige licht verstandelijk gehandicapten.
Artikel 5. budgetrondes
De zorgautoriteit houdt op de gebruikelijke wijze en tijdstippen budgetrondes voor de productieafspraken, met dien verstande dat:
b.
zij bij de herverdeling die plaatsvindt bij gelegenheid van de tweede budgetronde in november van het lopende jaar het resterende deel betrekt van het bedrag, genoemd in de
aanhef van artikel 4, te weten € 171,5 miljoen.
1.
De zorgautoriteit stelt tijdig per zorgkantoorregio de maximale contracteerruimte 2013 vast en deelt deze mee aan het zorgkantoor in de regio. Voor de vaststelling per regio is
artikel 2 van overeenkomstige toepassing.
2.
De zorgautoriteit verdeelt het bedrag, genoemd in
artikel 5, onder a, op basis van de intramurale en extramurale indicatiegegevens van het Centrum Indicatiestelling Zorg. Zij houdt hierbij de gebruikelijke verdeelsystematiek aan, waarbij zij rekening houdt met de verhouding tussen het extramurale en het intramurale deel van de contracteerruimte.
1.
De zorgautoriteit toetst per zorgkantoorregio de totale financiële gevolgen van de productieafspraken aan de voor die regio vastgestelde contracteerruimte. Indien de zorgautoriteit constateert dat de ingediende productieafspraken niet passen binnen de contracteerruimte van de desbetreffende regio, of de ingediende afspraken niet passen binnen de geoormerkte bedragen, bedoeld in de
artikelen 9 en
10, wordt deze overschrijding niet gehonoreerd.
2.
De tweede volzin van het eerste lid is niet van toepassing op productieafspraken voor intensieve kindzorg en multidisciplinaire behandeling van kinderen met chronische voedselweigering.
a.
innovatie via de beleidsregel innovatie (landelijk kader van € 19 miljoen);
b.
innovatie ten behoeve van ketenzorg dementie (landelijk kader van € 15,5 miljoen);
c.
innovatie in het kader van het Nationaal Programma Ouderenzorg (landelijk kader van € 5 miljoen);
d.
meerzorg binnen de gehandicaptenzorg (landelijk kader van € 171 miljoen).
Artikel 13. vereffeningbedrag
Daar waar bij de nacalculatie mocht blijken dat de aanvaardbare kosten lager zijn dan de opbrengsten, waardoor de zorgautoriteit een negatief sluittarief zou dienen vast te stellen, stelt de zorgautoriteit met toepassing van
artikel 56b WMG ambtshalve een vereffeningbedrag vast dat door het zorgkantoor in rekening kan worden gebracht bij de betrokken zorgaanbieder.
1.
De zorgautoriteit zet in 2013 de prestatie ‘inloopfunctie GGZ’ voort.
2.
De zorgautoriteit stelt voor extramurale dagbehandeling op zodanige wijze nieuwe groepsprestaties met bijbehorend tarief vast dat wordt aangesloten bij de indicatiestelling zoals deze in de praktijk plaatsvindt voor behandeling in een groep.
a.
bij gelegenheid van haar rapport, bedoeld in
artikel 18, en
b.
zodra zij verwacht dat voor het totaal van de door haar behandelde en/of in behandeling zijnde gevallen een bedrag van € 25 miljoen dreigt te worden overschreden.
1.
De zorgautoriteit informeert mij in mei 2013 over de ontwikkelingen in de contracteerruimte 2013 en de regionale contracteerruimtes 2013 in relatie tot de indicatieontwikkeling. Zij betrekt daarbij het Centrum Indicatiestelling Zorg.
2.
In haar rapport, bedoeld in het eerste lid, informeert de zorgautoriteit mij tevens over de ontwikkelingen in:
a.
de contractering van zelfstandige zorgverleners, bedoeld in
artikel 9;
b.
de overige geoormerkte middelen naast de contracteerruimte, bedoeld in
artikel 10;
c.
de landelijke uitgaven aan individueel aangepaste rolstoelen en hulpmiddelen, bedoeld in
artikel 11.
3.
In haar rapport, bedoeld in het eerste lid, gaat de zorgautoriteit tevens in op de mogelijke inzet van de herverdelingsmiddelen, bedoeld in
artikel 5, onder b.
4.
Indien haar rapport mij daartoe aanleiding geeft, geef ik de zorgautoriteit toestemming de margeregeling te hanteren, waarvoor maximaal 0,5 procent van de totale contracteerruimte beschikbaar is.