Besluit van de Minister van Justitie d.d. 1 oktober 2002, kenmerk 5188841/502/CBK strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit
De Minister van Justitie,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op artikel 142, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 142, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en op het Besluit Buitengewoon opsporingsambtenaar;
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:buitengewoon opsporingsambtenaar:
de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in
artikel 2;LIV:
het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit.
1.
Maximaal 30 personen, belast met de opsporing van strafbare feiten bij de LIV, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.
2.
Het College van procureurs-generaal is bevoegd tot beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.
1.
De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:
a.
de
artikelen 225,
227a,
227b,
310,
321,
326,
326a,
327 ,
328 ,
337,
416,
417 ,
417bis,
447c,
447d van het Wetboek van Strafrecht;
b.
de
Wegenverkeerswet 1994 ;
c.
andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie worden belast, voor de duur van dat onderzoek.
2.
De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland.
1.
Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen het hoofd van het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie.
2.
Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regiokorps Groningen.
Artikel 5
De directeur van het LIV brengt jaarlijks, vóór 1 mei over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie, de toezichthouder en de direct toezichthouder verslag uit over:
a.
het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december van dat jaar werkzaam was bij het LIV;
b.
de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte opsporingsactiviteiten;
c.
de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.
Artikel 6
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na publicatie van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van vijf jaar na de datum van inwerkingtreding.
Artikel 7
Dit besluit wordt aangehaald als:
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar LIV 2002.
directeur-generaal Rechtshandhaving