De Minister van Verkeer en Waterstaat,
aan te wijzen als oppervlaktewateren ten aanzien waarvan de in artikel 3, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren bedoelde bevoegdheden zullen worden uitgeoefend door Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe:l-
Het Meppelerdiep;-
De Drentsche Hoofdvaart;-
Het Noord-Willemskanaal;-
Het Verbindingskanaal om Assen;-
de Mond van het oude Diep nabij de Kaap te Meppel;-
het Van Holthe's vaartje;-
het benedenpand van de Molenwijk te smilde;-
de waterleiding ten zuiden van het Veenhuizer kanaal;-
de waterleidingen en sloten langs de rijkswegen.
een en ander voor zover genoemde wateren zijn gelegen binnen de provincie Drenthe en in beheer zijn bij het Rijk.
Gelet op het advies van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe van 28 maart 1972, nr. 55/901, 2e afdeling;
Gelet op de ingekomen ambtsberichten:
Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, en artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren.