Aanvullende Overeenkomst bij het op 8 april 1960 voor het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland ondertekende Verdrag tot regeling van de samenwerking in de Eemsmonding (Eems-Dollardverdrag)
Het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland
geleid door de wens de ontginning van de bodemschatten in de ondergrond van de Eemsmonding te bevorderen en met de bedoeling daarbij samen te werken in de geest van artikel 48 van het Eems-Dollardverdrag,
zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
In deze Overeenkomst betekent:
„grensgebied” het in de bij deze Overeenkomst gevoegde kaart gearceerd aangegeven gebied met zijn ondergrond;
„lijn” de lijn die het grensgebied in de lengterichting verdeelt en die op bijgaande kaart met groen is aangegeven;
„bodemschatten” alle vaste, vloeibare of gasvormige stoffen in de ondergrond voor de winning waarvan volgens het mijnrecht van een van beide Overeenkomstsluitende Partijen een ontginningsrecht is vereist;
„gerechtigde” een persoon die een recht tot opsporing of winning van bodemschatten (hierna te noemen „recht”) heeft.
Artikel 2
De Overeenkomstsluitende Partijen zullen bij alle vraagstukken die zich in verband met de opsporing en winning van in de ondergrond van de Eemsmonding voorkomende bodemschatten mochten voordoen en waarbij wederzijdse belangen zijn betrokken in een geest van goede nabuurschap samenwerken.
Artikel 3
De artikelen 4 tot en met 10 van deze Overeenkomst hebben betrekking op de in het grensgebied vóór het begin van de winning aanwezige aardolie- en aardgasvoorkomens en andere stoffen die gelijktijdig bij de winning worden verkregen. De Overeenkomstsluitende Partijen zullen in een afzonderlijke overeenkomst de overeenkomstige toepassing van deze bepalingen op andere bodemschatten in het grensgebied regelen, indien een van hen verklaart dat zulks noodzakelijk is.
(1)
In het grensgebied vindt, onverminderd het Eems-Dollardverdrag, met betrekking tot
a)
de opsporing en winning
b)
een met de opsporing en winning verband houdend handelen en nalaten
c)
de voor de opsporing en winning ingerichte installaties
aan de Nederlandse zijde van de lijn het Nederlandse recht, en aan de Duitse zijde van de lijn het Duitse recht toepassing. Het voorgaande vindt ten aanzien van de bevoegdheid der autoriteiten en gerechten overeenkomstige toepassing; met betrekking tot met de bodem verbonden installaties voor de opsporing of winning is artikel 33, lid 2 tot en met lid 6, van het Eems-Dollardverdrag van overeenkomstige toepassing.
(2)
De Overeenkomstsluitende Partijen kunnen krachtens hun interne recht rechten verlenen die voor het gehele grensgebied geldig zijn. Van deze rechten en van rechten die bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst reeds bestaan mag echter slechts in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst gebruik worden gemaakt.
(3)
Iedere Overeenkomstsluitende Partij doet de andere Partij onverwijld mededeling van de bestaande rechten. Hetzelfde geldt wanneer nieuwe rechten worden verleend of wanneer rechten worden gewijzigd of ingetrokken.
(1)
De Duitse gerechtigden enerzijds, en de Nederlandse gerechtigden anderzijds, komt een gelijk deel toe van de gewonnen hoeveelheden aardolie en aardgas, alsmede van bij de winning daarvan gelijktijdig verkregen hoeveelheden andere stoffen.
(2)
Een gerechtigde kan met toestemming van zijn regering geheel of gedeeltelijk afstand doen van het hem toekomende deel of verrekening in geld overeenkomen.
(3)
De kosten die redelijkerwijs aan de opsporing en winning van de verdeelde of in geld verrekende produkten kunnen worden toegerekend worden in dezelfde verhouding verdeeld als de produkten, voor zover de gerechtigden niet overeenkomstig artikel 7 een afwijkende regeling treffen.
(1)
De opsporing en winning geschiedt aan de Nederlandse zijde van de lijn door de Nederlandse gerechtigden, aan de Duitse zijde van de lijn door de Duitse gerechtigden.
(2)
Indien een gerechtigde binnen een jaar aan zijn zijde van de lijn niet voldoet aan het verzoek van de gerechtigde aan de andere zijde van de lijn om doelmatige werkzaamheden te verrichten tot opsporing of winning, kan laatstgenoemde gerechtigde, met inachtneming van de eventuele voorwaarden die de andere gerechtigde bij de verlening van zijn recht zijn opgelegd, zelf de opsporing of winning ter hand nemen. Indien eerstgenoemde gerechtigde ten dienste van de winning installaties heeft aangelegd, moet hij de andere gerechtigde op diens verzoek toestaan tegen een passende vergoeding van die installaties gebruik te maken, voorzover de aanleg van nieuwe installaties niet doelmatig zou zijn.
(3)
Indien een gerechtigde, onder toepassing van het bepaalde in de eerste volzin van lid 2, aan de andere zijde van de lijn een aardolie- of aardgasvoorkomen heeft vastgesteld en de andere gerechtigde zijn deel van de uit dit voorkomen gewonnen produkten overeenkomstig artikel 5 geheel of gedeeltelijk opeist of indien verrekening in geld wordt overeengekomen, heeft eerstgenoemde gerechtigde, behalve op het aandeel overeenkomstig artikel 5, lid 3, in de reeds gemaakte kosten, aanspraak op een passende risicopremie, voor zover niet tussen de gerechtigden ingevolge artikel 7, lid 2, een andere regeling is getroffen.
(1)
De gerechtigden aan de ene zijde van de lijn zullen bij de opsporing en winning nauw samenwerken met de gerechtigden aan de andere zijde. Te dien einde dienen zij alle plannen voor de werkzaamheden in het grensgebied en de resultaten daarvan uit te wisselen.
(2)
De gerechtigden sluiten ten behoeve van deze samenwerking zo spoedig mogelijk overeenkomsten ten aanzien van de volgende aangelegenheden:
a)
de wijze van berekening der aardolie- en aardgasvoorraden en de uitkomst daarvan;
b)
de bijzonderheden betreffende de verdeling der produkten en kosten overeenkomstig artikel 5, alsmede de boekhouding en accountantscontrole;
c)
de vraag of en tot welk bedrag risicopremies als bedoeld in artikel 6, lid 3, dienen te worden toegekend;
d)
de geschillenregeling.
(3)
Het staat de gerechtigden vrij overeenkomsten af te sluiten over andere met hun samenwerking verband houdende vraagstukken; in deze overeenkomsten kunnen ook voor andere gevallen dan die bedoeld in artikel 6, lid 3, risicopremies worden overeengekomen.
(4)
Overeenkomsten als bedoeld in lid 2 en lid 3 dienen aan de regeringen der Overeenkomstsluitende Partijen te worden medegedeeld. Overeenkomsten als bedoeld in lid 2 en in andere overeenkomsten vervatte regelingen die voorzien in de toekenning van een risicopremie of een van artikel 5, lid 3, afwijkende kostenverdeling, behoeven de goedkeuring van elk van beide regeringen.
(5)
Indien in de plaats van een gerechtigde een nieuwe gerechtigde treedt, geldt een overeenkomst als bedoeld in lid 2 tegenover deze nieuwe gerechtigde totdat een nieuwe overeenkomst is gesloten.
Artikel 8
Indien een overeenkomst als bedoeld in artikel 7, lid 2, niet binnen redelijke termijn tot stand komt, zullen de regeringen der Overeenkomstsluitende Partijen in overleg treden ten einde de gerechtigden een gemeenschappelijk voorstel te doen. Indien de bemoeiingen van de regeringen niet tot overeenstemming tussen de gerechtigden leiden, kan iedere regering een beroep doen op het Scheidsgerecht, waarin hoofdstuk 12 van het Eems-Dollardverdrag voorziet.
Artikel 9
Indien de goedkeuring bedoeld in artikel 7, lid 4, niet binnen vier maanden door een regering of door beide regeringen wordt verleend, treden de regeringen in overleg. Indien dit overleg niet tot overeenstemming leidt, kan elk van beide regeringen een beroep doen op het Scheidsgerecht. Het overleg kan tevens leiden tot een gemeenschappelijk voorstel, waarop artikel 8 van overeenkomstige toepassing is.
(1)
In de gevallen waarin op grond van artikel 8 of artikel 9 een beroep wordt gedaan op het Scheidsgerecht, zijn, voorzover uit de hiernavolgende leden van dit artikel niet anders blijkt, de bepalingen van hoofdstuk 12 van het Eems-Dollardverdrag van overeenkomstige toepassing.
(2)
De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland benoemt de ingevolge artikel 51 door haar te benoemen assessoren uit vier door de president van het „Bundesgerichtshof” voor te dragen rechters van dit college. De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden benoemt de ingevolge artikel 51 door haar te benoemen assessoren uit vier door de president van de Hoge Raad der Nederlanden voor te dragen rechters van dit college.
(3)
De conclusies van eis als bedoeld in artikel 52, lid 1 en lid 4, dienen een voorstel te bevatten dat voorziet in een regeling van de geschilpunten.
(4)
De Regering die de conclusie van eis indient, doet daarvan een duplicaat toekomen aan ieder der betrokken gerechtigden. Artikel 52, lid 2, is niet van toepassing.
(5)
Iedere betrokken gerechtigde kan als partij aan de procedure deelnemen. De betrokken gerechtigden nemen eveneens deel aan de besprekingen overeenkomstig artikel 52, lid 3 en lid 5.
(6)
Het Scheidsgerecht stelt ten aanzien van alle omstreden juridische en beleidsvragen een voor de Overeenkomstsluitende Partijen en voor de betrokken gerechtigden bindende regeling vast. In zijn beslissing kan het Scheidsgerecht tevens rekening houden met overwegingen van billijkheid.
(7)
Het Scheidsgerecht stelt zelf zijn procedure vast voorzover de toepassing van dit artikel afwijkingen van de procedureregeling voorzien in hoofdstuk 12 noodzakelijk maakt.
(8)
In de gevallen bedoeld in artikel 8 kan het Scheidsgerecht de kosten van de procedure geheel of gedeeltelijk opleggen aan de gerechtigde of gerechtigden die aan de procedure deelneemt of deelnemen.
Artikel 11
Een beslissing ingevolge artikel 46, lid 2, van het Eems-Dollardverdrag laat deze Overeenkomst onverlet.
Artikel 12
Het Slotprotocol bij deze Overeenkomst en de bijgevoegde briefwisseling van heden maken deel uit van deze Overeenkomst.
Artikel 13
Deze Overeenkomst geldt eveneens voor het „Land” Berlijn, tenzij de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland binnen drie maanden na de inwerkingtreding van het Eems-Dollardverdrag de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden mededeling doet van het tegendeel.
Artikel 14
Deze Overeenkomst moet worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging dienen zo spoedig mogelijk te Bonn te worden uitgewisseld.
Artikel 15
Deze Overeenkomst treedt een maand na de uitwisseling der akten van bekrachtiging in werking. Zij maakt deel uit van het Eems-Dollardverdrag.