Wet van 6 februari 2003, houdende aanpassing van enkele wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur wenselijk is enkele wetten aan te passen en in die wet enkele verbeteringen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Wijzigt de Algemene Bijstandswet.]
Artikel II
[Wijzigt de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.]
Artikel VI
[Wijzigt de Kaderwet bestuur in verandering.]
Artikel IX
[Wijzigt de Wet dualisering gemeentebestuur.]
Artikel X
[Wijzigt de Wet inkomensvoorziening kunstenaars.]
Artikel XI
[Wijzigt de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.]
Artikel XII
[Wijzigt de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.]
Artikel XIV
[Wijzigt de Wet medezeggenschap onderwijs 1992.]
Artikel XV
[Wijzigt de Wet op de expertisecentra.]
Artikel XIX
Op besluiten van de gemeenteraad die zijn genomen op grond van
artikel 155 van de Gemeentewet, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel SSS, van het bij koninklijke boodschap van 23 mei 2001 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten tot dualisering van de inrichting, de bevoegdheden en de werkwijze van het gemeentebestuur (
Wet dualisering gemeentebestuur , Kamerstukken 27 751), blijft
artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Tijdelijke referendumwet, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, van toepassing.
Artikel XX
[Wijzigt de Wet dualisering gemeentebestuur.]
2.
Bij koninklijk besluit kan ten aanzien van gemeenten waar op 6 maart 2002 geen stemming voor de verkiezing van de leden van de raad plaatsvindt, een ander tijdstip worden vastgesteld waarop deze wet in werking treedt. Daarbij kan voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan het tijdstip van inwerkingtreding verschillend worden vastgesteld.
Gegeven te 's-Gravenhage, 6 februari 2003
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Uitgegeven de achttiende februari 2003
De Minister van Justitie,