Besluit van 13 januari 1994, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel A 8 van de Algemene burgerlijke pensioenwet en in daarmee overeenkomende bepalingen in andere pensioenwetten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 18 augustus 1993, nr. AW93/U536, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidszaken Overheid, afdeling Uitkeringen en Pensioenen, gedaan mede namens Onze Minister van Defensie;
Gelet op de artikelen A 8 van de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Spoorwegpensioenwet; artikel 8, derde lid van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers; artikel L 1 van de Algemene militaire pensioenwet en daarmee overeenkomende bepalingen van de vroegere militaire pensioenwetten; artikel 8 van de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps alsmede artikel 30 g van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956;
De Raad van State gehoord (advies van 5 oktober 1993, no. W04.93.0532);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 30 november 1993, nr. AW93/819, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, afdeling Uitkeringen en Pensioenen, uitgebracht mede namens Onze Minister van Defensie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a.
pensioen: een pensioen dat is toegekend krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet dan wel een pensioen of uitkering bedoeld in artikel T 3 van die wet, met inbegrip van de wettelijke verhogingen en aanvullingen, uitgezonderd de verhogingen krachtens de artikelen 66, 102 en 148 van de Pensioenwet 1922, zoals die wet luidde op 31 december 1956, en uitgezonderd de toeslagen krachtens de artikelen F 7 c , F 9 a , H 3 a , H 7 a , H 9 a en H 9 b van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
b.
middelsom: de middelsom van berekeningsgrondslagen, bedoeld in artikel F 6 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, of wat daarmee overeenkomt, doch indien een pensioen is afgeleid van een ander pensioen, wordt onder middelsom verstaan de middelsom waarnaar dat andere pensioen is berekend;
c.
pensioengrondslag: de pensioengrondslag, bedoeld in artikel F 7 a , tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet; indien een pensioen is afgeleid van een ander pensioen, wordt onder pensioengrondslag verstaan de pensioengrondslag waarnaar dat andere pensioen is berekend;
d.
aangepaste middelsom: de middelsom zoals die laatstelijk is aangepast overeenkomstig de
Aanpassingsregeling pensioenen 1991 .
1.
De aangepaste middelsommen van de pensioenen die zijn toegekend met ingang van een datum voor 1 april 1992 worden met ingang van 1 april 1992 tot 1 januari 1993 nader aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,03. Met ingang van 1 januari 1993 worden deze aangepaste middelsommen voorts aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,01.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de middelsommen, bedoeld in
artikel 4, eerste lid, eerste volzin, nadat de daar vermelde vermenigvuldiging met de factor volgens de bij dit besluit behorende
bijlagen P of R heeft plaatsgevonden en voor zover de ingangsdatum van de desbetreffende pensioenen ligt tussen respectievelijk 1 januari 1992 en 1 april 1992.
3.
Een pensioen of gedeelte van een pensioen, bedoeld in het eerste lid wordt met ingang van 1 april 1992 en vervolgens met ingang van 1 januari 1993 aangepast in evenredigheid aan de wijzigingen van de aangepaste middelsommen dan wel van de daarvan afgeleide pensioengrondslagen.
1.
De aangepaste middelsommen van de pensioenen toegekend op of na 1 april 1992 worden, indien die middelsommen worden gevormd door berekeningsgrondslagen voor jaren voorafgaand aan 1991, tot 1 januari 1993 nader aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,03. Na 1 januari 1993 worden deze nader aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,01.
2.
Een pensioen of gedeelte van een pensioen, bedoeld in het eerste lid wordt met ingang van de ingangsdatum van dat pensioen berekend naar de nader aangepaste middelsom, met inachtneming van de bedragen genoemd in respectievelijk
artikel 5 en
artikel 6.
1.
De middelsommen van de pensioenen toegekend met ingang van een datum na 1 januari 1992 worden, indien die middelsommen worden gevormd door berekeningsgrondslagen voor de jaren 1990 en 1991 vermenigvuldigd met de factor volgens de bij dit besluit behorende
bijlage P . Indien de middelsom wordt gevormd door de berekeningsgrondslag voor het jaar 1991 wordt die middelsom vermenigvuldigd met de factor volgens de bij dit besluit behorende bijlage R.
2.
Een pensioen of gedeelte van een pensioen, bedoeld in het eerste lid wordt met ingang van de ingangsdatum van dat pensioen berekend naar de overeenkomstig dat lid vastgestelde middelsom. Indien de ingangsdatum van dat pensioen ligt op of na 1 april 1992 tot uiterlijk 1 januari 1993 geschiedt de berekening met inachtneming van de bedragen genoemd in
artikel 5. Indien de ingangsdatum van dat pensioen ligt op of na 1 januari 1993 geschiedt de berekening met inachtneming van de bedragen genoemd in
artikel 6.
1.
Met ingang van 1 april 1992 tot 1 januari 1993 luiden de in de ondergenoemde artikelen van de Algemene burgerlijke pensioenwet genoemde bedragen:
2.
Het bedrag in artikel J 1 a , eerste en tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals dat artikel luidde op 31 december 1985, luidt met ingang van 1 april 1992: f 155 841,-.
1.
Met ingang van 1 januari 1993 luiden de in de ondergenoemde artikelen van de Algemene burgerlijke pensioenwet genoemde bedragen:
2.
Het bedrag in artikel J 1 a , eerste en tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals dat artikel luidde op 31 december 1985, luidt met ingang van 1 januari 1993: f 157 400,-.
1.
In dit hoofdstuk wordt onder pensioen verstaan: een pensioen dat is toegekend krachtens de Spoorwegpensioenwet dan wel een pensioen of uitkering, bedoeld in artikel T 3 van die wet, met inbegrip van de wettelijke verhogingen en aanvullingen, uitgezonderd de verhogingen krachtens de artikelen 32, 51 en 99 van de Pensioenwet voor de Spoorwegambtenaren 1925 ( Stb. 294), zoals die wet luidde op 31 december 1956, en uitgezonderd de toeslagen krachtens de artikelen F 6 c , F 7 a , H 3 a , H 7 a , H 9 a en H 9 b van de Spoorwegpensioenwet.
2.
Artikel 1, onderdelen b tot en met d , is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8
De aanpassing van de middelsommen en van de pensioenen geschiedt overeenkomstig de
artikelen 2 tot en met
4, met inachtneming van de bedragen genoemd in respectievelijk
artikel 9 en
artikel 10.
1.
Met ingang van 1 april 1992 tot 1 januari 1993 luiden de in de ondergenoemde artikelen van de Spoorwegpensioenwet genoemde bedragen:
2.
Het bedrag in artikel J 1 a , eerste en tweede lid, van de Spoorwegpensioenwet, zoals dat artikel luidde op 31 december 1985, luidt met ingang van 1 april 1992: f 155 841,-.
1.
Met ingang van 1 januari 1993 luiden de in de ondergenoemde artikelen van de Spoorwegpensioenwet genoemde bedragen:
2.
Het bedrag in artikel J 1 a , eerste en tweede lid, van de Spoorwegpensioenwet, zoals dat artikel luidde op 31 december 1985, luidt met ingang van 1 januari 1993: f 157 400,-.
a.
pensioen: een pensioen dat is toegekend krachtens de
Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers dan wel een pensioen of uitkering, bedoeld in artikel 37 of 82 van die wet, benevens een pensioen dat is toegekend krachtens een provinciale of gemeentelijke verordening, bedoeld in de vijfde afdeling van die wet;
b.
berekeningsgrondslag: het bedrag waarnaar een pensioen wordt berekend, doch indien een pensioen wordt afgeleid van een ander pensioen, wordt onder berekeningsgrondslag verstaan het bedrag waarnaar dat andere pensioen wordt berekend;
c.
aangepaste berekeningsgrondslag: de berekeningsgrondslag zoals die laatstelijk is aangepast overeenkomstig de
Aanpassingsregeling pensioenen 1991 .
1.
De aangepaste berekeningsgrondslagen van de pensioenen die zijn toegekend met ingang van een datum voor 1 april 1992 worden met ingang van 1 april 1992 tot 1 januari 1993 nader aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,03.
Met ingang van 1 januari 1993 worden deze aangepaste berekeningsgrondslagen voorts aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,01.
2.
Een pensioen als bedoeld in het eerste lid wordt met ingang van 1 april 1992 en vervolgens met ingang van 1 januari 1993 aangepast in evenredigheid aan de wijziging van de aangepaste berekeningsgrondslag, behoudens de bedragen genoemd in respectievelijk
artikel 14, derde lid en
artikel 15, derde lid.
1.
De aangepaste berekeningsgrondslagen van de pensioenen die zijn of worden toegekend op of na 1 april 1992 tot 1 januari 1993 worden, indien die berekeningsgrondslagen betrekking hebben op tijd voor 1 april 1992, nader aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,03. Met ingang van 1 januari 1993 worden deze berekeningsgrondslagen nader aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,01.
2.
Een pensioen als bedoeld in het eerste lid wordt met ingang van de ingangsdatum van dat pensioen berekend naar de nader aangepaste berekeningsgrondslag, met inachtneming van de bedragen genoemd in respectievelijk
artikel 14 en
artikel 15.
a.
pensioen: een pensioen dat is toegekend dan wel mede toegekend krachtens de Wet van 25 mei 1962 ( Stb. 196);
b.
pensioenuitkering: een pensioen vermeerderd met de aanpassingstoeslag, bedoeld in artikel 21, vierde lid, van de Aanpassingsregeling pensioenen 1976 en met de bijzondere uitkering, bedoeld in artikel 31 van die regeling, zoals laatstelijk vastgesteld overeenkomstig de
Aanpassingsregeling pensioenen 1991 .
Artikel 17
Met ingang van 1 april 1992 tot 1 januari 1993 worden de aanpassingstoeslagen en bijzondere uitkeringen, bedoeld in
artikel 16, onderdeel b , op de voor of op die datum ingegane pensioenen nader aangepast zodanig, dat de pensioenuitkeringen worden verhoogd met 3 procent. Met ingang van 1 januari 1993 worden de aanpassingstoeslagen en bijzondere uitkeringen, bedoeld in
artikel 16, onderdeel b , op de voor of op die datum ingegane pensioenen zodanig nader aangepast, dat de pensioenuitkeringen worden verhoogd met 1 procent.
Artikel 18
De aanpassingstoeslag en de bijzondere uitkering, bedoeld in
artikel 16, onderdeel b , op een pensioen dat is of wordt toegekend op of na 1 april 1992 tot 1 januari 1993 worden met ingang van de ingangsdatum van dat pensioen vastgesteld overeenkomstig
artikel 17. De aanpassingstoeslag en de bijzondere uitkering, bedoeld in
artikel 16, onderdeel b , op een pensioen dat is of wordt toegekend op of na 1 januari 1993 worden met ingang van de ingangsdatum van dat pensioen vastgesteld overeenkomstig
artikel 17.
b.
aanpassingstoeslag: de aanpassingstoeslag zoals geregeld in de in onderdeel a genoemde wet;
c.
pensioenuitkering: een pensioen vermeerderd met de bij of krachtens de in onderdeel a genoemde wet verleende toeslagen, uitgezonderd de aanvulling op de invaliditeitstoeslag, bedoeld in
artikel 3 a van die wet, zoals laatstelijk vastgesteld overeenkomstig de
Aanpassingsregeling pensioenen 1991 .
Artikel 20
Met ingang van 1 april 1992 tot 1 januari 1993 worden de aanpassingstoeslagen op de voor of op die datum ingegane pensioenen zodanig nader aangepast, dat de pensioenuitkeringen worden verhoogd 3 procent. Met ingang van 1 januari 1993 worden de aanpassingstoeslagen op de voor of op die datum ingegane pensioenen zodanig nader aangepast, dat de pensioenuitkeringen worden verhoogd met 1 procent.
Artikel 21
De aanpassingstoeslag op een pensioen toegekend op of na 1 april 1992 wordt met ingang van de ingangsdatum van dat pensioen tot 1 januari 1993 vastgesteld overeenkomstig
artikel 20. De aanpassingstoeslag op een pensioen dat is of wordt toegekend op of na 1 januari 1993 wordt met ingang van de ingangsdatum van dat pensioen vastgesteld overeenkomstig
artikel 20.
a.
pensioen: een pensioen of uitkering toegekend krachtens of op de voet van de Algemene militaire pensioenwet of een vroegere militaire pensioenwet in de zin van die wet, met inbegrip van de wettelijke verhogingen en aanvullingen, uitgezonderd de pensioenverhogingen krachtens de artikelen 22 van de Pensioenwet voor de zeemacht 1922 en van de Pensioenwet voor de landmacht 1922 dan wel krachtens de artikelen 25 en 28 van de Militaire weduwenwet 1922, zoals die wetten luidden op 31 december 1956, en uitgezonderd de toeslagen krachtens de artikelen F 7 a , F 11 a , H 1, elfde en veertiende lid, en H 4, vijfde en zevende lid, van de Algemene militaire pensioenwet;
b.
grondslagperiode: het inkomenstijdvak dat voor de vaststelling van de in onderdeel c omschreven berekeningsgrondslag in aanmerking is genomen;
1°.
voor pensioenen waarvan de grondslagperiode eindigt voor 1 april 1992: de berekeningsgrondslag van die pensioenen, zoals laatstelijk aangepast overeenkomstig de
Aanpassingsregeling pensioenen 1991 .
2°.
voor pensioenen waarvan de grondslagperiode aanvangt voor 1 april 1992 en eindigt na 31 maart 1992: de pensioen- of berekeningsgrondslag in de zin van de Algemene militaire pensioenwet, doch indien een pensioen is afgeleid van een ander pensioen, wordt ten aanzien van dat pensioen onder pensioen- of berekeningsgrondslag verstaan de pensioen- of berekeningsgrondslag van dat andere pensioen;
3°.
voor pensioenen die geheel of gedeeltelijk zijn of worden berekend met toepassing van artikel F 10 b van de Algemene militaire pensioenwet: de bedragen die ingevolge dat artikel zijn afgeleid van pensioengrondslagen, bedoeld onder 1° of 2°.
1.
De berekeningsgrondslagen, bedoeld in
artikel 22, onderdeel c , onder 1° of 3° juncto 1°, worden met ingang van 1 april 1992 of zoveel later als het pensioen is ingegaan tot 1 januari 1993 nader aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,03. De berekeningsgrondslagen, bedoeld in
artikel 22, onderdeel c , onder 1° of 3° juncto 1°, worden met ingang van 1 januari 1993 of zoveel later als het pensioen is ingegaan nader aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,01.
2.
De berekeningsgrondslagen, bedoeld in
artikel 22, onderdeel c , onder 2° of 3° juncto 2°, worden aangepast met gebruikmaking van respectievelijk de factor 1,03 en de factor 1,01, met dien verstande dat de daarin genoemde factoren worden vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de noemer 360 bedraagt en de teller gelijk is aan het aantal dagen van de grondslagperiode dat is gelegen voor respectievelijk 1 april 1992 of 1 januari 1993, waarbij volle kalendermaanden worden gesteld op dertig dagen.
Artikel 24
Een pensioen of gedeelte van een pensioen wordt met ingang van 1 april 1992 of zoveel later als het pensioen is ingegaan tot 1 januari 1993, aangepast in evenredigheid aan de wijziging van de berekeningsgrondslag ingevolge
artikel 25.
Een pensioen of gedeelte van een pensioen wordt met ingang van 1 januari 1993 of zoveel later als het pensioen is ingegaan, aangepast in evenredigheid aan de wijziging van de berekeningsgrondslag ingevolge
artikel 26.
1.
Met ingang van 1 april 1992 tot 1 januari 1993 luiden de in de ondergenoemde artikelen van de Algemene militaire pensioenwet genoemde bedragen:
2.
Het bedrag in artikel J 1 a , tweede lid, van de Algemene militaire pensioenwet, zoals dat artikel luidde op 31 december 1985, luidt:
met ingang van 1 april 1992 : f 155 841,-.
1.
Met ingang van 1 januari 1993 luiden de in de ondergenoemde artikelen van de Algemene militaire pensioenwet genoemde bedragen:
2.
Het bedrag in artikel J 1 a , tweede lid, van de Algemene militaire pensioenwet, zoals dat artikel luidde op 31 december 1985, luidt:
met ingang van 1 april 1992 : f 157 400,-.
Artikel 27
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1992.
Artikel 28
Dit besluit wordt aangehaald als: Aanpassingsregeling pensioenen 1992.
's-Gravenhage, 13 januari 1994
De Minister van Binnenlandse Zaken,
De Minister van Defensie,
Uitgegeven de veertiende april 1994
De Minister van Justitie,