Besluit van 17 maart 1993, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel A 8 van de Algemene Burgerlijke pensioenwet en in daarmee overeenkomende bepalingen in andere pensioenwetten
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 26 oktober 1992, nr. AW92/U1059, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, afdeling Pensioenen en Sociale Zekerheid, gedaan mede namens Onze Minister van Defensie;
Gelet op de artikelen A 8 van de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Spoorwegenpensioenwet; artikel 8, derde lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers; artikel L 1 van de Algemene militaire pensioenwet en daarmee overeenkomende bepalingen van de vroegere militaire pensioenwetten; artikel 8 van de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandskorps alsmede artikel 30 g van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956;
De Raad van State gehoord (advies van 26 januari 1993, nr. W04.92.0596);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 5 maart 1993, nr. AW93/80, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, afdeling Pensioenen en Sociale Zekerheid, gedaan mede namens Onze Minister van Defensie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a.
pensioen: een pensioen dat is toegekend krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet dan wel een pensioen of uitkering, bedoeld in artikel T 3 van die wet, met inbegrip van de wettelijke verhogingen en aanvullingen, uitgezonderd de verhogingen krachtens de artikelen 66, 102 en 148 van de Pensioenwet 1922, zoals die wet luidde op 31 december 1956, en uitgezonderd de toeslagen krachtens de artikelen F 7 c , F 9 a , H 3 a , H 7 a , H 9 a en H 9 b van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
b.
middelsom: de middelsom van berekeningsgrondslagen, bedoeld in artikel F 6 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, of wat daarmee overeenkomt, doch indien een pensioen is afgeleid van een ander pensioen, wordt onder middelsom verstaan de middelsom waarnaar dat andere pensioen is berekend;
c.
pensioengrondslag: de pensioengrondslag, bedoeld in artikel F 7 a , tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet; indien een pensioen is afgeleid van een ander pensioen, wordt onder pensioengrondslag verstaan de pensioengrondslag waarnaar dat andere pensioen is berekend;
d.
aangepaste middelsom: de middelsom zoals die laatstelijk is aangepast overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 juni 1992 ( Stb. 382).
1.
De aangepaste middelsommen van de pensioenen die zijn toegekend met ingang van een datum voor 1 april 1991 worden met ingang van 1 april 1991 nader aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,034.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de middelsommen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, eerste volzin, nadat de daar vermelde vermenigvuldiging met de factor volgens de bij dit besluit behorende
bijlage P of
R heeft plaatsgevonden en voor zover de ingangsdatum van de desbetreffende pensioenen ligt tussen 1 januari 1991 en 1 april 1991.
3.
Een pensioen of gedeelte van een pensioen als bedoeld in het eerste lid wordt met ingang van 1 april 1991 aangepast in evenredigheid aan de wijziging van de aangepaste middelsom dan wel van de daarvan afgeleide pensioengrondslag.
1.
De aangepaste middelsommen van de pensioenen toegekend op of na 1 april 1991 worden, indien die middelsommen worden gevormd door berekeningsgrondslagen voor jaren voorafgaand aan 1990, nader aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,034.
2.
Een pensioen of gedeelte van een pensioen, bedoeld in het eerste lid wordt met ingang van de ingangsdatum van dat pensioen berekend naar de nader aangepaste middelsom, met inachtneming van de bedragen, genoemd in
artikel 5.
1.
De middelsommen van de pensioenen toegekend met ingang van een datum na 1 januari 1991 worden, indien die middelsommen worden gevormd door berekeningsgrondslagen voor de jaren 1989 en 1990 vermenigvuldigd met de factor volgens de bij dit besluit behorende
bijlage P . Indien de middelsom wordt gevormd door de berekeningsgrondslag voor 1990 wordt die middelsom vermenigvuldigd met de factor volgens de bij dit besluit behorende
bijlage R . Indien de ingangsdatum ligt op of na 1 april 1991 wordt de middelsom vervolgens vermenigvuldigd met de factor 1,034.
2.
Een pensioen of gedeelte van een pensioen als bedoeld in het eerste lid wordt met ingang van de ingangsdatum van dat pensioen berekend naar de overeenkomstig dat lid vastgestelde middelsom. Indien de ingangsdatum van dat pensioen ligt op of na 1 april 1991 geschiedt de berekening met inachtneming van de bedragen, genoemd in
artikel 5.
1.
Met ingang van 1 april 1991 luiden de in de ondergenoemde artikelen van de Algemene burgerlijke pensioenwet genoemde bedragen:
2.
Het bedrag in artikel J 1 a , eerste en tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals dat artikel luidde op 31 december 1985, luidt met ingang van 1 april 1991: f 151 301,-.
1.
In dit hoofdstuk wordt onder pensioen verstaan: een pensioen dat is toegekend krachtens de Spoorwegpensioenwet dan wel een pensioen of uitkering, bedoeld in artikel T 3 van die wet, met inbegrip van de wettelijke verhogingen en aanvullingen, uitgezonderd de verhogingen krachtens de artikelen 32, 51 en 99 van de Pensioenwet voor de Spoorwegambtenaren 1925, zoals die wet luidde op 31 december 1956, en uitgezonderd de toeslagen krachtens de artikelen F 6 c , F 7 a , H 3 a , H 7 a , H 9 a en H 9 b van de Spoorwegpensioenwet.
2.
Artikel 1, onderdelen b tot en met d , is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7
De aanpassing van de middelsommen en van de pensioenen geschiedt overeenkomstig de
artikelen 2 tot en met
4, met inachtneming van de bedragen genoemd in
artikel 8.
1.
Met ingang van 1 april 1991 luiden de in de ondergenoemde artikelen van de Spoorwegpensioenwet genoemde bedragen:
2.
Het bedrag in artikel J 1 a , eerste en tweede lid, van de Spoorwegpensioenwet, zoals dat artikel luidde op 31 december 1985, luidt met ingang van 1 april 1991: f 151 301,-.
Artikel 9
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a.
pensioen: een pensioen dat is toegekend krachtens de
Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers dan wel een pensioen of uitkering, bedoeld in
artikel 37 of
82 van die wet, benevens een pensioen dat is toegekend krachtens een provinciale of gemeentelijke verordening als bedoeld in de vijfde afdeling van die wet;
b.
berekeningsgrondslag: het bedrag waarnaar een pensioen wordt berekend, doch indien een pensioen wordt afgeleid van een ander pensioen, wordt onder berekeningsgrondslag verstaan het bedrag waarnaar dat andere pensioen wordt berekend;
c.
aangepaste berekeningsgrondslag: de berekeningsgrondslag zoals die laatstelijk is aangepast overeenkomstig koninklijk besluit van 24 juni 1992 ( Stb. 382).
1.
De aangepaste berekeningsgrondslagen van de pensioenen die zijn toegekend met ingang van een datum voor 1 april 1991 worden met ingang van 1 april 1991 nader aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,034.
2.
Een pensioen als bedoeld in het eerste lid wordt met ingang van 1 april 1991 aangepast in evenredigheid aan de wijziging van de aangepaste berekeningsgrondslag, behoudens
artikel 12, derde lid.
1.
De aangepaste berekeningsgrondslagen van de pensioenen die zijn of worden toegekend na 1 april 1991 worden, indien die berekeningsgrondslagen betrekking hebben op tijd voor 1 april 1991, nader aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,034.
2.
Een pensioen als bedoeld in het eerste lid wordt met ingang van de ingangsdatum van dat pensioen berekend naar de nader aangepaste berekeningsgrondslag, met inachtneming van de bedragen genoemd in
artikel 12.
a.
pensioen: een pensioen dat is toegekend dan wel mede toegekend krachtens de Wet van 25 mei 1962 ( Stb. 196);
b.
pensioenuitkering: een pensioen vermeerderd met de aanpassingstoeslag, bedoeld in artikel 21, vierde lid, van de Aanpassingsregeling pensioenen 1976 en met de bijzondere uitkering, bedoeld in artikel 31 van die regeling, zoals laatstelijk vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 juni 1992 ( Stb. 382).
Artikel 14
Met ingang van 1 april 1991 worden de aanpassingstoeslagen en bijzondere uitkeringen, bedoeld in
artikel 13, onderdeel b , op de voor of op die datum ingegane pensioenen zodanig nader aangepast dat de pensioenuitkeringen worden verhoogd met 3,4 percent.
Artikel 15
De aanpassingstoeslag en de bijzondere uitkering, bedoeld in
artikel 13, onderdeel b , op een pensioen dat is of wordt toegekend na 1 april 1991 worden met ingang van de ingangsdatum van dat pensioen vastgesteld overeenkomstig
artikel 14.
a.
pensioen: een pensioen, weduwenpensioen, wezenonderstand of uitkering als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c of d , van de
Toeslagwet Indonesische Pensioenen 1956 dan wel een krachtens het tweede lid van dat artikel daarmee gelijkgestelde uitkering;
b.
aanpassingstoeslag: de aanpassingstoeslag zoals geregeld in de in onderdeel a genoemde wet;
c.
pensioenuitkering: een pensioen vermeerderd met de bij of krachtens de in onderdeel a genoemde wet verleende toeslagen, uitgezonderd de aanvulling op de invaliditeitstoeslag, bedoeld in artikel 3 a van die wet, zoals laatstelijk vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 juni 1992 ( Stb. 382).
Artikel 17
Met ingang van 1 april 1991 worden de aanpassingstoeslagen op de voor of op die datum ingegane pensioenen zodanig nader aangepast, dat de pensioenuitkeringen worden verhoogd met 3,4 percent.
Artikel 18
De aanpassingstoeslag op een pensioen toegekend na 1 april 1991 wordt met ingang van de ingangsdatum van dat pensioen vastgesteld overeenkomstig
artikel 17.
a.
pensioen: een pensioen of uitkering toegekend krachtens of op de voet van de Algemene militaire pensioenwet of een vroegere militaire pensioenwet in de zin van die wet, met inbegrip van de wettelijke verhogingen en aanvullingen, uitgezonderd de pensioenverhogingen krachtens de artikelen 22 van de Pensioenwet voor de zeemacht 1922 en van de Pensioenwet voor de landmacht 1922 dan wel krachtens de artikelen 25 en 28 van de Militaire weduwenwet 1922, zoals die wetten luidden op 31 december 1956, en uitgezonderd de toeslagen krachtens de artikelen F 7 a , F 11 a , H 1, elfde en veertiende lid, en H 4, vijfde en zevende lid, van de Algemene militaire pensioenwet;
b.
grondslagperiode: het inkomenstijdvak dat voor de vaststelling van de in onderdeel c omschreven berekeningsgrondslag in aanmerking is genomen;
1°.
voor pensioenen waarvan de grondslagperiode eindigt voor 1 april 1991: de berekeningsgrondslag van die pensioenen, zoals laatstelijk aangepast overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 juni 1992 ( Stb. 382);
2°.
voor pensioenen waarvan de grondslagperiode aanvangt voor 1 april 1991 en eindigt na 31 maart 1991, de pensioen- of berekeningsgrondslag in de zin van de Algemene militaire pensioenwet, doch indien een pensioen is afgeleid van een ander pensioen, wordt ten aanzien van dat pensioen onder pensioen- of berekeningsgrondslag verstaan de pensioen- of berekeningsgrondslag van dat andere pensioen;
3°.
voor pensioenen die geheel of gedeeltelijk zijn of worden berekend met toepassing van artikel F 10 b van de Algemene militaire pensioenwet: de bedragen die ingevolge dat artikel zijn afgeleid van pensioengrondslagen als bedoeld onder 1° of 2°.
1.
De berekeningsgrondslagen, bedoeld in
artikel 19, onderdeel c , onder 1° of 3° juncto 1°, worden met ingang van 1 april 1991 of zoveel later als het pensioen is ingegaan nader aangepast door vermenigvuldiging met de factor 1,034.
2.
De berekeningsgrondslagen, bedoeld in
artikel 19, onderdeel c , 2° of 3° juncto 2°, worden aangepast met gebruikmaking van de bij dit besluit behorende
bijlage R , met dien verstande dat de daarin genoemde factoren worden vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de noemer 360 bedraagt en de teller gelijk is aan het aantal dagen van de grondslagperiode dat is gelegen voor 1 april 1991, waarbij volle kalendermaanden worden gesteld op dertig dagen.
Artikel 21
Een pensioen of gedeelte van een pensioen wordt met ingang van 1 april 1991 of zoveel later als het pensioen is ingegaan, aangepast in evenredigheid aan de wijziging van de berekeningsgrondslag ingevolge
artikel 20.
1.
Met ingang van 1 april 1991 luiden de in de ondergenoemde artikelen van de Algemene militaire pensioenwet genoemde bedragen:
2.
Het bedrag in artikel J 1 a , tweede lid, van de Algemene militaire pensioenwet, zoals dat artikel luidde op 31 december 1985, luidt met ingang van 1 april 1991: f 151.301,-.
Artikel 23
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1991.
Artikel 24
Dit besluit wordt aangehaald als: Aanpassingsregeling pensioenen 1991.
's-Gravenhage, 17 maart 1993
De Minister van Binnenlandse Zaken,
De Minister van Defensie,
Uitgegeven de dertiende mei 1993
De Minister van Justitie,