1.
Er is een Zorgverzekeringsfonds.
2.
Ten gunste van het Zorgverzekeringsfonds komen:
d.
een bedrag van iedere rekening, bedoeld in
artikel 70, gelijk aan:
1°.
voor iedere tot een huishouding als bedoeld in
artikel 70, tweede lid, behorende gemoedsbezwaarde die alsnog verzekeringsplichtig wordt: het saldo van de rekening gedeeld door het aantal tot de huishouding behorende gemoedsbezwaarden;
e.
aan het Zorginstituut betaalde bedragen ter gehele of gedeeltelijke voldoening van vorderingen als bedoeld in
artikel 31, tweede lid;
h.
de inkomsten die in verband met deze wet voortvloeien uit internationale overeenkomsten;
3.
Ten laste van het Zorgverzekeringsfonds komen:
d.
uitgaven in verband met molest als bedoeld in
artikel 55, inclusief vergoedingen als bedoeld in het derde lid van dat artikel;
e.
de uitgaven die in verband met deze wet voortvloeien uit internationale overeenkomsten;
g.
de door het College zorgverzekeringen op grond van een ministeriële regeling vastgestelde verdeelbedragen, zijnde aan de relevante zorgverzekeraars toegekende delen van de bedragen bedoeld in onderdeel k van het tweede lid.
4.
Uit het Zorgverzekeringsfonds kunnen, volgens bij ministeriële regeling te stellen regels, middelen worden gebruikt voor het vormen en in stand houden van een voor de doelstelling van het fonds noodzakelijke reserve.