Wet van 27 mei 1999 tot partiële wijziging van het Wetboek van Strafvordering (herziening van het gerechtelijk vooronderzoek)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepalingen inzake het gerechtelijk vooronderzoek en enige andere daarmee samenhangende onderwerpen in het Wetboek van Strafvordering te herzien;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Wijzigt het Wetboek van Strafvordering.]
Artikel IV
[Wijzigt de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing van ziekteoorzaken.]
Artikel V
[Wijzigt de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Stb. 1952, 361).]
Artikel VI
[Wijzigt de Oorlogswet voor Nederland (Stb. 1964, 337).]
Artikel X
In strafzaken waarin ten tijde van de inwerkingtreding van deze wet reeds een gerechtelijk vooronderzoek is ingesteld of dit gerechtelijk vooronderzoek nog niet onherroepelijk is gesloten, blijven de op dat tijdstip vervallen bepalingen van toepassing op de wijze waarop het gerechtelijk vooronderzoek wordt verricht en gesloten.
Gegeven te 's-Gravenhage, 27 mei 1999
De Minister van Justitie,
Uitgegeven de tweeëntwintigste juni 1999
De Minister van Justitie,