Wet van 22 mei 1991, tot wijziging van diverse wetten in verband met vereenvoudiging van regelgeving en vergroting van gemeentelijke en provinciale beleidsvrijheid
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ten behoeve van gemeenten en provincies wettelijke regels aan te passen, ter bevordering van vereenvoudiging van regelgeving en vergroting van gemeentelijke en provinciale beleidsvrijheid;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel II
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel IV
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel V
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel VI
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel IX
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel X
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel XI
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel XV
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel XX
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
1.
Ter zake van voorzieningen die in gebruik zijn genomen dan wel zijn voltooid voordat een jaar na inwerkingtreding van deze wet is verstreken, behoeft geen besluit als bedoeld in het vierde lid van artikel 273 a of
274 van de gemeentewet te worden genomen. Voor de heffing van de baatbelasting en de bouwgrondbelasting blijven ter zake van die voorzieningen de artikelen 273 a en
274 van de gemeentewet, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, van toepassing.
2.
Ter zake van voorzieningen waarvan de totstandbrenging is aangevangen voordat een jaar na inwerkingtreding van deze wet is verstreken en welke niet voor het verstrijken van die termijn in gebruik zijn genomen dan wel zijn voltooid, en waarvoor geen besluit als bedoeld in het vierde lid van artikel 273 a of
274 van de gemeentewet is genomen neemt de raad binnen één maand na afloop van deze termijn alsnog een zodanig besluit.
Artikel XXVI
In gevallen waarin voor de datum van inwerkingtreding van deze wet een beschikking tot weigering of intrekking van een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Woonwagenwet is uitgereikt, blijven ten aanzien van de termijn gedurende welke beroep tegen deze beschikkingen kan worden ingesteld en het inwerkingtreden van de intrekkingsbeschikking de artikelen 20, eerste lid, 27, eerste lid en 29 van die wet zoals die voor die datum luidden van toepassing.
B.
Artikel XVI, onderdeel B, onder 2, vervalt op het tijdstip waarop artikel 4.14 van het bij koninklijke boodschap van 11 juni 1987 ingediende voostel voor een
Waterschapswet (Kamerstukken II, 1986/87, 19 995) in werking treedt.
Artikel XXIX
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Gegeven te ’s-Gravenhage, 22 mei 1991
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
Uitgegeven de vijfentwintigste juli 1991
De Minister van Justitie a.i.,