Wet van 25 juni 1998 tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Faillissementswet regels te geven omtrent de sanering van schulden van natuurlijke personen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
2.
In afwijking van het bepaalde in
artikel 247a, eerste lid, van de Faillissementswet, zoals vastgesteld bij deze wet, kan een surséance van betaling die vóór het tijdstip van het in werking treden van deze wet voorlopig of definitief is verleend, ook op een later tijdstip dan twee maanden na de dag waarop de surséance voorlopig is verleend, worden ingetrokken onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in
titel III van de Faillissementswet, zoals vastgesteld bij deze wet.
ARTIKEL III
De inwerkingtreding van deze wet wordt nader bij de wet geregeld.
Gegeven te 's-Gravenhage, 25 juni 1998
De Minister van Justitie,
Uitgegeven drieëntwintigste juli 1998
De Minister van Justitie a.i.,