Wet van 13 april 2000 tot wijziging van de Drank- en Horecawet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het kader van het alcoholmatigingsbeleid, in het bijzonder ter voorkoming van gezondheidsrisico's en maatschappelijke problemen door het misbruik van alcoholhoudende dranken, alsmede ter vereenvoudiging en actualisering, de Drank- en Horecawet te herzien;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel II
[Wijzigt de Wet op de economische delicten.]
1.
Ten aanzien van degene die rechtmatig het horecabedrijf of slijtersbedrijf uitoefent in een inrichting waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel I, onderdeel MM, van deze wet, een op grond van
de artikelen 40 ,
43 of
44 van de Drank- en Horecawet verleende ontheffing geldt, blijft de ontheffing gelden. Voornoemde ontheffing geldt ook voor degene die de uitoefening van het bedrijf in die inrichting rechtsgeldig voortzet. Het in de eerste volzin bepaalde geldt niet als er een onderbreking van de bedrijfsuitoefening is geweest gedurende een periode van langer dan een jaar. Ten aanzien van ontheffingen verleend voor een bepaalde tijd vervallen de aan die ontheffing verbonden tijdsbeperkingen. Dit lid vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, welk tijdstip voor de verschillende volzinnen verschillend kan zijn.
Artikel VIII
Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Gegeven te 's-Gravenhage, 13 april 2000
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Uitgegeven de elfde mei 2000
De Minister van Justitie,