Wet van 22 juni 1994, tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel en de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting (wijziging voorwaarden nationaliteitsverlening en registratie zeeschepen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel en de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting te wijzigen met betrekking tot de voorwaarden voor nationaliteitsverlening en registratie van zeeschepen in verband met de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1991, C-221/89;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel II
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel IV
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
1.
In afwijking van
artikel 195, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dit komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet, geschiedt ambtshalve doorhaling van de teboekstelling van zeeschepen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet te boek staan in het register, bedoeld in
artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, wegens het verlies van de hoedanigheid van Nederlands schip, uitsluitend na ontvangst van een daartoe strekkende verklaring van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat. Deze uitzondering is niet meer van toepassing met ingang van het tijdstip waarop het schip na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet opnieuw wordt teboekgesteld.
4.
Van de afgifte van een verklaring als bedoeld in het eerste lid wordt, nadat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist, onverwijld mededeling gedaan aan de in
artikel 6 van de Kadasterwet bedoelde bewaarder van het kadaster en de openbare registers van het kantoor waar het schip te boek staat.
Artikel VI
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel VIII
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Gegeven te ’s-Gravenhage, 22 juni 1994
De Minister van Justitie,
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Uitgegeven de veertiende juli 1994
De Minister van Justitie,