Wet van 20 december 1984, houdende aanpassing van uitkeringspercentages van ontslaguitkerings- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de uitkeringen van ontslaguitkerings- en arbeidsongeschiktheidsregelingen voor overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel te verlagen, waardoor een evenredige aanpassing plaatsvindt aan de verlaging van de uitkeringspercentages van overeenkomstige regelingen in de sociale verzekeringswetten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
a.
Ontslaguitkeringsregelingen:
-
het
Rijkswachtgeldbesluit 1959
-
de
Uitkeringsregeling 1966
-
hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit WVO
-
hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit WLW
-
hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit KO/LO
-
de Militaire wachtgeldregeling 1961
-
de
Premieregeling en aanvullende voorzieningen beroepsmilitairen van de krijgsmacht 1982
-
het
Besluit aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering
-
het Besluit aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering militairen
-
het Koninklijk besluit van 23 november 1972 ( Stb. 671, wachtgeld herindeling gemeenten)
-
het Koninklijk besluit van 23 november 1972 ( Stb. 672, uitkering herindeling gemeenten)
-
een regeling, overeenkomende met de hiervoor genoemde regelingen, getroffen door een publiekrechtelijk lichaam anders dan het Rijk, ten behoeve van het personeel in dienst van dat lichaam
-
een regeling, betreffende aanspraken op uitkering bij onvrijwillige werkloosheid, die is getroffen door een B 3-lichaam als bedoeld in
artikel 1, onderdeel g , van de Wet privatisering ABP, dan wel door een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in
artikel 2, derde lid, onderdeel b , van die wet, voor zover deze geen mindere aanspraken te dier zake verleent dan de regeling overeenkomstig de voorschriften, neergelegd in de artikelen 4 tot en met 19 van het koninklijk besluit van 4 december 1979 ( Stb. 769);
b.
wachtgeld: hetgeen in de onder a genoemde regelingen wordt verstaan onder wachtgeld of uitkering.
Artikel 2
Voor de toepassing van de ontslaguitkeringsregelingen worden de in die regelingen genoemde percentages, die de hoogte van het wachtgeld aangeven en die hoger zijn dan 70, verlaagd met 10 procentpunten, met dien verstande dat indien een aldus verkregen percentage lager uitkomt dan 70, dat percentage op 70 wordt bepaald.
Artikel 3
Indien in de ontslaguitkeringsregelingen is bepaald dat het wachtgeld gelijk is aan een in die regeling genoemde wedde, bezoldiging, salaris of soortgelijke beloning, wordt voor de toepassing van die regeling het bedrag van dat wachtgeld bepaald op 90% van bedoelde beloningen.
Artikel 4
Het bepaalde in de
artikelen 2 en
3 is niet van toepassing op de in ontslaguitkeringsregelingen opgenomen uitkering bij ziekte onderscheidenlijk arbeidsongeschiktheid, noch op wachtgeld dat is afgeleid van een in die regelingen bedoeld pensioen.
Artikel 5
Het bepaalde in dit hoofdstuk is niet van toepassing op die regelingen of bepalingen van algemene strekking in het kader van reorganisatie-operaties, die ten doel hebben het effect van de in dit hoofdstuk voorziene maatregelen te ontgaan, en die vóór 18 september 1984 zijn overeengekomen.
Artikel 6
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel 7
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel 8
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
1.
Op de wachtgelden, toegekend of toe te kennen krachtens de in
hoofdstuk II bedoelde ontslaguitkeringsregelingen, waarvan de hoogte afhankelijk is van de gewijzigde uitkeringspercentages als bedoeld in dat hoofdstuk, wordt met ingang van 1 januari 1985 of het latere tijdstip waarop de wachtgeld is ingegaan, een toeslag verleend van 3% van de in
artikel 3 bedoelde wedde, bezoldiging, salaris of soortgelijke beloning. De toeslag vervalt met ingang van het tijdstip waarop het wachtgeld ook zonder de in
artikel 2 bedoelde verlaging van percentages zou worden vastgesteld aan de hand van een uitkeringspercentage van 70 of minder.
2.
De toeslag van 3%, genoemd in het eerste lid, wordt niet verleend op de uitkering die wordt toegekend bij of krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel.
3.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een uitkering overeenkomstig de normen van de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering , toegekend op grond van een ontslag
uitkeringsregeling .
Artikel 11
De ontslaguitkeringsregelingen worden met inachtneming van de bepalingen van deze wet gewijzigd. Ter zake van de inwerkingtreding van deze wijzigingen is het bepaalde in
artikel 12 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, doch niet eerder dan met ingang van 1 januari 1985.
Gegeven te 's-Gravenhage, 20 december 1984
De Minister van Binnenlandse Zaken,
De Minister van Onderwijs en Wetenschappen,
De Staatssecretaris van Defensie,
Uitgegeven de zevenentwintigste december 1984
De Minister van Justitie a.i.,