Uitvoeringsregeling benoeming leden huurcommissie
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op artikel 6, eerste en derde lid, van de Wet op de huurcommissies;
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a.
wet:
Wet op de huurcommissies ;
b.
gedeputeerde staten:
gedeputeerde staten van de provincie waarin de standplaats van een huurcommissie is gelegen.
Artikel 2
Met betrekking tot de benoeming van leden en plaatsvervangende leden van een huurcommissie nemen gedeputeerde staten naast de daaraan in de wet gestelde voorschriften tevens het in deze regeling gestelde in acht.
Artikel 3
Tot lid of plaatsvervangend lid van een huurcommissie kunnen slechts worden benoemd personen die:
b.
voor benoeming zijn aanbevolen door hetzij de Nederlandse Woonbond, gevestigd te Amsterdam, hetzij het Beraad Centrales van Woningcorporaties, gevestigd te De Bilt, of de Raad voor Onroerende Zaken (ROZ), gevestigd te Voorburg;
c.
in staat zijn aan ten minste één zitting per maand op een werkdag tijdens de reguliere kantoortijden als lid of plaatsvervangend lid deel te nemen;
d.
zich bereid hebben verklaard en in staat worden geacht constructief, objectief en zelfstandig bij te dragen aan de besluitvorming binnen de huurcommissie;
e.
zodanige communicatieve vaardigheden bezitten dat de zittingen en de daarbij behorende beraadslagingen in de raadkamer, waaraan zij deelnemen, efficiënt kunnen verlopen;
f.
voldoende kennis bezitten of zich eigen kunnen maken van theorie en praktijk van woningexploitatie en theorie en praktijk van de belangenbehartiging van huurders.
Artikel 4
Indien in een vacature van een lid of plaatsvervangend lid van een huurcommissie dient te worden voorzien en de in
artikel 3, onder b, genoemde organisaties, hoewel daartoe uitdrukkelijk door gedeputeerde staten opgeroepen, binnen twee maanden geen of geen geschikte persoon voor benoeming hebben aanbevolen, kunnen gedeputeerde staten, in afwijking van
artikel 3,
aanhef en onder b, een persoon in die vacature benoemen, die niet aan het gestelde in dat artikel-onderdeel voldoet. Gedeputeerde staten kunnen in een dergelijk geval andere organisaties die naar hun oordeel geacht kunnen worden de belangen van huurders of verhuurders te vertegenwoordigen, in de gelegenheid stellen een aanbeveling te doen.
Artikel 5
Benoemingen waarvoor de aanbeveling is gedaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, geschieden met inachtneming van de op het tijdstip van de aanbeveling geldende richtlijnen.
Artikel 6
De circulaire van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 13 augustus 1979, no. 2 814 105, Centrale Directie van de Volkshuisvesting, aan de Colleges van Gedeputeerde Staten van de provincies inzake richtlijnen samenstelling huurcommissies (Stcrt. 1979, 158), wordt ingetrokken.
Artikel 7
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 8
Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling benoeming leden huurcommissie.
’s-Gravenhage, 26 april 1996