Inkomstenbelasting, vragen en antwoorden uitgaven voor levensonderhoud van kinderen, buitengewone uitgaven, weekenduitgaven voor gehandicapten en scholingsuitgaven
Citeertitel:
Inkomstenbelasting, vragen en antwoorden uitgaven voor levensonderhoud van kinderen, buitengewone uitgaven, weekenduitgaven voor gehandicapten en scholingsuitgaven
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.
Inkomstenbelasting, vragen en antwoorden uitgaven voor levensonderhoud van kinderen, buitengewone uitgaven, weekenduitgaven voor gehandicapten en scholingsuitgaven
Citeertitel:
Inkomstenbelasting, vragen en antwoorden uitgaven voor levensonderhoud van kinderen, buitengewone uitgaven, weekenduitgaven voor gehandicapten en scholingsuitgaven
Belastingplichtige volgt een studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. Hij heeft geen recht op studiefinanciering op grond van de WSF 2000. Voor zijn studie is een pc onontbeerlijk. Zijn deze kosten aan te merken als scholingsuitgaven en hoe worden deze kosten berekend?
De Hoge Raad heeft in het arrest van 31 maart 1993, rolnummer 29.038 (BNB 1993/170), aangegeven dat de als studiekosten aan te merken afschrijvingskosten van een pc voor het volle bedrag kunnen worden gerekend tot de uitgaven in de zin van het toenmalige art. 46, lid 1, onderdeel c, Wet IB 1964, voorzover zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs plegen te worden gemaakt en niet louter op persoonlijke voorkeur berusten.
In navolging van dit arrest kan op grond van de art. 6.27 en volgende Wet IB 2001 het afschrijvingsbedrag van de pc, inclusief toebehoren en randapparatuur, dat betrekking heeft op het desbetreffende jaar als scholingsuitgaven worden aangemerkt.
Dit afschrijvingsbedrag kan als volgt worden berekend:
–
De afschrijvingstermijn wordt gesteld op 3 jaar (lineair).
–
Voor de berekening van de afschrijving dient rekening te worden gehouden met een restwaarde van 10%.
Bij aanschaf van een tweedehands pc kan deze berekeningswijze ook worden toegepast. Is de pc bij aanschaf tenminste een jaar oud, dan kan evenwel van een afschrijvingstermijn van twee jaar worden uitgegaan.
Met betrekking tot de toetsing aan het redelijkheidscriterium geldt dat bij pc's met een aanschafprijs onder de € 3.176 het aannemelijk kan worden geacht dat hieraan reeds invulling is gegeven. Daarboven moet het redelijkheidscriterium individueel worden getoetst.
Uiteraard kan aftrek, met inachtneming van de in art. 6.30 Wet IB 2001 genoemde bedragen, alleen worden verleend indien en voorzover de pc voor opleidings- en/of studiedoeleinden (in de zin van art. 6.27 Wet IB 2001) wordt gebruikt en tevens wordt voldaan aan de voorwaarden die de Hoge Raad in bovenvermeld arrest heeft geformuleerd.