4.2.3. Eén verzekerde lijfrente; geheel voldoet niet; soms premieaftrek
Voor deze circulaire divisie is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.Terugwerkende kracht In Stcrt. 2006, 220, datum inwerkingtreding 12-11-2006, is deze regeling ingetrokken met terugwerkende kracht tot en met 02-11-2006. Een niet kwalificerende lijfrente; splitsbaar in twee (of meer) kwalificerende; aftrek
Het komt voor dat op een polis één lijfrente is vormgegeven – derhalve, anders dan in
paragraaf 3.2.2, geen combinatie van lijfrentevormen – die, als geheel beoordeeld, niet voldoet aan één van de omschreven lijfrentevormen van
artikel 3.125 Wet IB 2001. In dergelijke gevallen kan niettemin de gehele premie voor aftrek in aanmerking komen indien de lijfrente geheel is te herleiden tot twee of meer lijfrentevormen die ieder voor zich wel voldoen aan de voorwaarden van
artikel 3.125, eerste lid, Wet IB 2001. Ik merk op dat in het voorkomende geval tevens moet worden getoetst of de premiegedeelten niet uitgaan boven hetgeen als maximum voor de desbetreffende lijfrentevorm aftrekbaar is. Een excedent is dan uiteraard niet aftrekbaar.Voorbeeld
Verzekerd is één lijfrente die ingaat op 65-jarige leeftijd en die uitsluitend eindigt bij overlijden. Gedurende de eerste 5 jaren bedragen de lijfrentetermijnen € 30.000 per jaar. Daarna € 20.000 per jaar.
Als geheel voldoet deze lijfrente niet aan de voorwaarden omdat geen sprake is van – behoudens indexering – gelijke jaarbedragen. Omdat de lijfrente fiscaal kan worden onderscheiden in een tijdelijke oudedagslijfrente met een looptijd van (ten minste) 5 jaren van € 10.000 per jaar en een levenslange oudedagslijfrente van € 20.000 per jaar, is deze lijfrente als geheel aan te merken als een lijfrente als bedoeld in
artikel 3.125 Wet IB 2001.Een als geheel niet kwalificerende lijfrente; niet splitsbaar in twee (of meer) kwalificerende lijfrentevormen; geen aftrek
Indien een verzekerde lijfrente – niet zijnde een combinatie van lijfrentevormen – niet geheel is te herleiden tot twee of meer lijfrenten die ieder voor zich voldoen aan de wettelijke voorwaarden, is het naar mijn oordeel niet mogelijk de totale premie te splitsen in een gedeelte dat in aftrek kan komen omdat een van de te onderscheiden lijfrentevormen wel zou voldoen en een gedeelte dat niet voor aftrek in aanmerking kan komen. In dergelijke gevallen komt de gehele premie niet voor aftrek in aanmerking.Voorbeeld
Verzekerd is één lijfrente die ingaat op 65-jarige leeftijd en die uitsluitend eindigt bij overlijden. Gedurende de eerste 3 jaren bedragen de lijfrentetermijnen € 30.000 per jaar. Daarna € 20.000 per jaar.
Als geheel voldoet deze lijfrente niet aan de voorwaarden omdat geen sprake is van – behoudens indexering – gelijke jaarbedragen. De lijfrente kan fiscaal niet worden onderscheiden in een tijdelijke oudedagslijfrente met een looptijd van (ten minste) 5 jaren van € 10.000 per jaar en een levenslange oudedagslijfrente van € 20.000 per jaar, zodat deze lijfrente als geheel niet is aan te merken als een lijfrente als bedoeld in
artikel 3.125 Wet IB 2001.
Voor deze tekst is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.