Besluit mandaat en machtiging Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam inzake RandstadRail
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;
Gezien de schriftelijke instemming van de voorzitter van het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden en de voorzitter van het dagelijks bestuur van de Stadsregio Rotterdam, als bedoeld in artikel 10:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bij brief van SR/2006/1597/pv en sh06.968;
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
1.
Aan de voorzitter van het dagelijks bestuur van de plusregio waarin het desbetreffende gedeelte van RandstadRail is gelegen wordt mandaat verleend om namens de Minister van Verkeer en Waterstaat besluiten te nemen:
2.
De voorzitter van het dagelijks bestuur van de desbetreffende plusregio kan van het aan hem in het eerste lid verleende mandaat ondermandaat verlenen aan één of meerdere onder hem ressorterende functionarissen of aan één of meerdere functionarissen van het bedrijf dat op grond van de
Wet personenvervoer 2000 een concessie is verleend voor het verrichten van openbaar personenvervoer op RandstadRail.
3.
Van de verlening van ondermandaat doet de voorzitter van het dagelijks bestuur van de desbetreffende plusregio schriftelijk mededeling aan de Minister van Verkeer en Waterstaat.
4.
Aan de voorzitter van het dagelijks bestuur van de desbetreffende plusregio wordt een machtiging verleend om ter voorbereiding van de in dit artikel bedoelde besluiten alle benodigde werkzaamheden te verrichten.
5.
De voorzitter van het dagelijks bestuur van de desbetreffende plusregio kan de in het vierde lid verleende machtiging verlenen aan één of meerdere onder hem ressorterende functionarissen of aan één of meerdere functionarissen van een bedrijf dat op grond van de
Wet personenvervoer 2000 een concessie is verleend voor het verrichten van openbaar personenvervoer op RandstadRail.
1.
Aan de voorzitter van het dagelijks bestuur van de desbetreffende plusregio wordt mandaat verleend om met betrekking tot elk besluit in eerste aanleg dat op grond van dit besluit is genomen namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, beslissingen op bezwaar te nemen, voor zover het besluit waartegen het bezwaar zich richt niet door de voorzitter van het dagelijks bestuur van de desbetreffende plusregio in mandaat is genomen.
2.
De voorzitter van het dagelijks bestuur van de desbetreffende plusregio kan van het in het eerste lid aan hem verleende mandaat ondermandaat verlenen aan één of meerdere onder hem ressorterende functionarissen of aan één of meer functionarissen van het bedrijf dat op grond van de
Wet personenvervoer 2000 een concessie is verleend voor het verrichten van openbaar personenvervoer op RandstadRail, voorzover het besluit waartegen het bezwaar zich richt niet door dezelfde functionaris is genomen.
3.
Aan de voorzitter van het dagelijks bestuur van de desbetreffende plusregio wordt tevens een machtiging verleend om ter voorbereiding van de in het eerste lid bedoelde besluiten alle benodigde werkzaamheden te verrichten.
4.
De voorzitter van het dagelijks bestuur van de desbetreffende plusregio kan de in het derde lid verleende machtiging verlenen aan één of meerdere onder hem ressorterende functionarissen of aan één of meerdere functionarissen van het bedrijf dat op grond van de
Wet personenvervoer 2000 een concessie is verleend voor het verrichten van openbaar personenvervoer op RandstadRail.
Artikel 5
Een besluit als bedoeld in de
artikelen 2 en
3 vermeldt aan het slot:
‘De Minister van Verkeer en Waterstaat,
namens deze:’
gevolgd door de functieaanduiding, de handtekening en de naam van de betrokken functionaris.
Artikel 6
Dit besluit treedt in werking met ingang van 5 juni 2006 met uitzondering van het gedeelte Den Haag Centraal–Den Haag Laan van NOI dat in werking treedt op 15 juli 2006.
Artikel 7
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat en machtiging Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam inzake RandstadRail.