1.
De belanghebbende die bevoegd was om hoger beroep bij het gerechtshof in te stellen en Onze Minister kunnen bij de Hoge Raad beroep in cassatie instellen tegen:
4.
Geen beroep in cassatie kan worden ingesteld tegen:
5.
Tegen andere beslissingen van het gerechtshof, van de rechtbank of van de voorzieningenrechter kan slechts tegelijkertijd met het beroep in cassatie tegen de in het eerste of het tweede lid bedoelde uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld.
7.
De werking van de uitspraak van het gerechtshof, de rechtbank of de voorzieningenrechter wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van beroep in cassatie is verstreken of, indien beroep in cassatie is ingesteld, op het beroep in cassatie is beslist.
1.
De griffier van de Hoge Raad doet van het ingestelde beroep in cassatie zo spoedig mogelijk mededeling aan de griffier van het gerecht dat de aangevallen uitspraak heeft gedaan.
2.
De griffier van dit gerecht zendt een afschrift van de uitspraak en de op de uitspraak betrekking hebbende gedingstukken die onder hem berusten, onverwijld aan de griffier van de Hoge Raad.
3.
De griffier maakt zo nodig onverwijld alsnog een proces-verbaal op van de zitting en zendt dit aan de griffier van de Hoge Raad.
1.
Indien beroep in cassatie is ingesteld tegen een mondelinge uitspraak, wordt de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke uitspraak, tenzij het beroep in cassatie kennelijk niet-ontvankelijk is of de Hoge Raad anders bepaalt. De vervanging geschiedt binnen zes weken na de dag waarop de mededeling, bedoeld in
artikel 28a, eerste lid, is gedaan. Het beroep in cassatie wordt geacht gericht te zijn tegen de schriftelijke uitspraak.
2.
Het gerecht dat de mondelinge uitspraak heeft gedaan, verzendt de vervangende schriftelijke uitspraak gelijktijdig aan partijen en aan de griffier van de Hoge Raad.
Artikel 29
Op de behandeling van het beroep in cassatie zijn de
artikelen 8:14 tot en met 8:25,
8:27 tot en met 8:29,
8:31 tot en met 8:40a,
8:41, met uitzondering van het tweede lid,
8:41a,
8:43 tot en met 8:45,
8:52,
8:53,
8:60,
8:70,
8:71,
8:72a,
8:75 tot en met 8:79,
8:109,
8:110, derde en vijfde lid,
8:111,
8:112,
8:113, tweede lid,
8:114 en de
titels 8.4 en
8.6 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing, voor zover in deze afdeling niet anders is bepaald.
1.
De andere partij dan de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld, kan binnen acht weken na de dag van verzending van het beroepschrift:
a.
een verweerschrift indienen;
b.
incidenteel beroep in cassatie instellen.
1.
Indien, hetzij in het beroepschrift hetzij in het verweerschrift hetzij nadien door degene die beroep in cassatie heeft ingesteld, binnen twee weken nadat het afschrift van het verweerschrift ter post is bezorgd, schriftelijk is verzocht de zaak mondeling te mogen toelichten, bepaalt de Hoge Raad dag en uur waarop de zaak door de advocaten van partijen zal kunnen worden bepleit. De griffier stelt beide partijen of de door hen aangewezen advocaten hiervan ten minste tien dagen tevoren in kennis.
2.
De advocaten kunnen in plaats van de zaak mondeling bij pleidooi toe te lichten een schriftelijke toelichting overleggen of toezenden.
4.
In andere gevallen dan in het derde lid bedoeld, heeft de mondelinge behandeling plaats met gesloten deuren, maar kan de Hoge Raad bepalen dat de behandeling openbaar is, voor zover de belangen van partijen daardoor niet worden geschaad.
1.
Nadat de toelichtingen zijn gehouden of ontvangen of, indien deze niet zijn verzocht, na indiening van de schrifturen door partijen, stelt de griffier, indien de procureur-generaal bij de Hoge Raad de wens te kennen heeft gegeven om te worden gehoord, alle stukken in diens handen.
2.
De procureur-generaal brengt zijn schriftelijke conclusie ter kennis van de Hoge Raad.
3.
Een afschrift van de conclusie wordt aan partijen gezonden. Partijen kunnen binnen twee weken na verzending van het afschrift van de conclusie hun schriftelijk commentaar daarop aan de Hoge Raad doen toekomen.
1.
De uitspraak van de Hoge Raad wordt schriftelijk gedaan.
2.
Wanneer de Hoge Raad, hetzij op de in het beroepschrift aangevoerde, hetzij op andere gronden, de uitspraak van het gerechtshof, de rechtbank of de voorzieningenrechter vernietigt, beslist hij bij dezelfde uitspraak de zaak, zoals het gerechtshof, de rechtbank of de voorzieningenrechter had behoren te doen. Indien de beslissing van de hoofdzaak afhangt van feiten die bij de vroegere behandeling niet zijn komen vast te staan, verwijst de Hoge Raad, tenzij het punten van ondergeschikte aard betreft, het geding naar een gerechtshof of een rechtbank, ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad.
1.
In geval van intrekking van het beroep in cassatie door Onze Minister, kan Onze Minister op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van
artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in de kosten worden veroordeeld.
2.
De griffier zendt een door hem voor eensluidend getekend afschrift van de intrekking onverwijld aan die belanghebbende.
1.
In geval van verwijzing zendt de griffier van de Hoge Raad de stukken en een afschrift van de uitspraak binnen een week aan het gerechtshof of aan de rechtbank waarheen de zaak is verwezen.
2.
Indien de uitspraak geen verwijzing inhoudt, zendt de griffier de door partijen overgelegde stukken onverwijld aan hen terug.
1.
Een uit een uitspraak van de Hoge Raad voortvloeiende teruggaaf van ingehouden of op aangifte afgedragen belasting wordt verleend aan degene die het beroep in cassatie heeft ingesteld.
2.
Indien zowel de inhoudingsplichtige als degene van wie is ingehouden ter zake van dezelfde omstandigheden beroep in cassatie heeft ingesteld, wordt, indien uit een uitspraak terzake een teruggaaf voortvloeit, die teruggaaf uitsluitend verleend aan degene van wie is ingehouden.