1.
Voor inrichtingen waar gasdrukmeet- en regelstations categorie B en C in werking zijn, is een bedrijfsnoodplan of aantoonbaar een veiligheidsbeheerssysteem aanwezig.
2.
Het bedrijfsnoodplan omvat informatie betreffende:
a.
het gebouw, de technische installaties, de locaties van gevaarlijke stoffen en de beschikbare hulpmiddelen;
b.
de interne organisatie en taken en verantwoordelijkheden;
c.
de actieplannen en maatregelen gebaseerd op alle reëel te achten calamiteiten en incidenten;
d.
de interne en externe meldingsstructuur bij calamiteiten en incidenten;
e.
het beheer van het bedrijfsnoodplan.
3.
Het bedrijfsnoodplan alsmede wijzigingen daarvan wordt toegestuurd aan het bevoegd gezag.
4.
Degene die de inrichting als bedoeld in het eerste lid drijft heeft op inzichtelijke wijze binnen de inrichting dan wel binnen een door het bevoegd gezag gestelde termijn, beschikbaar:
a.
het algemene beheerssysteem voor milieu- en veiligheidsaspecten waarmee aan de bij of krachtens dit besluit gestelde regels wordt voldaan;
b.
onderhoudsschema’s en de resultaten van inspecties;
c.
een actuele plattegrond en situatietekening van de inrichting.
5.
Het bedienend personeel heeft toegang tot:
a.
een schema van het aardgasmeet- of regelstation en de toegepaste appendages;
b.
een schema van de in- en uitgaande leidingen met hun afsluiters;
c.
rapporten van eerdere beproevingen.
6.
Met betrekking tot de opstelplaats van een gasdrukmeet- en regelstation ten opzichte van buiten de inrichting gelegen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten, worden de in tabel 3.12 opgenomen afstanden in acht genomen:
7.
De in tabel 3.12 genoemde afstanden voor een ondergronds dan wel semi-ondergronds station mogen worden gehalveerd indien het gasvoerende deel geheel ondergronds ligt. Kasten mogen tegen gebouwen worden geplaatst mits wordt voldaan aan de bepalingen van NEN 1059.
8.
Onverminderd het eerste tot en met zevende lid wordt voldaan aan de bij ministeriële regeling te stellen eisen ten behoeve van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan.
9.
Het zesde lid is niet van toepassing op een gasdrukmeet- en regelstation:
a.
waarop tot 1 januari 2008 het
Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer van toepassing was, is opgericht voor 1 december 2001 en waarvoor tot laatstgenoemde datum een vergunning in werking en onherroepelijk was, of
b.
dat voor 1 januari 2008 is opgericht en waarvoor tot die datum een vergunning in werking en onherroepelijk was;
voor zover de afstanden opgenomen in de vergunning afwijken van de afstanden, bedoeld in tabel 3.12.
10.
Voor een gasdrukmeet- en regelstation als bedoeld in het negende lid zijn de afstanden opgenomen in de vergunning van toepassing.
11.
Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift eisen stellen aan de veiligheid, voor de situatie, bedoeld in het negende lid, voor zover de afstanden opgenomen in de vergunning afwijken van de afstanden, genoemd in het zesde lid, tabel 3.12.