Rechtenmedia.nl - Juridische Online Uitgeverij  Rechtennieuws.nl | Jure.nl | Maxius.nl | Parlis.nl | Rechtenforum.nl | Vacatures | MijnWetten.nl | AdvocatenZoeken.nl | Rechtentotaal.nl
» Energiewijzer « advertorial
Bespaar geld en stap over!
Energiewijzer.nl, eerlijk over energie.

Juridische vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature

Powered by Jbmatch.nl

Inhoudsopgave
Achtergrond
1. Inleiding
2. Reikwijdte artikel 6 WVW 1994
Samenvatting
3. Opzet van de aanwijzing
4. Begrippen
4.1. Schuld
4.2. Lichamelijk letsel
4.3. Dood
5. Strafverhogende omstandigheden
6. Opsporing
6.1. Het slachtoffer/nabestaanden
6.2. Medische verklaringen
6.3. Voorrangsvoertuigen
6.4. Afgevallen lading/technische gebreken
6.5. Minderjarige verdachten
6.6. Levertijd proces-verbaal
7. Strafvervolging
7.1. Rijbewijzen
7.2. Schorsing en ongeldigverklaring van rijbewijzen door het CBR
7.3. Strafvermindering
7.4. Straftoemeting en forum
Overgangsrecht
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht

Aanwijzing artikel 6 WVW 1994

Bwb-id:
Officiele titel:
Citeertitel:
Soort regeling:
Wetsfamilies:
Eerst verantwoordelijk ministerie:

Geldigheidsdatum:
Ingangsdatum:
Let op. Deze wet is vervallen op 1 april 2008. U leest nu de tekst die gold op 31 maart 2008.
Aanwijzing artikel 6 wegenverkeerswet 1994
1. Inleiding
Artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994 ) heeft betrekking op het meest ernstige verkeersmisdrijf dat de WVW 1994 kent.
Deze aanwijzing beoogt een kader te schetsen voor het OM en de politie bij de beoordeling respectievelijk behandeling van dit zwaarste verkeersmisdrijf. De straftoemeting met betrekking tot dit delict zal nog dit jaar afzonderlijk worden opgenomen in een Polarisrichtlijn voor strafvordering artikel 6 WVW 1994. Deze aanwijzing beoogt richtinggevend te zijn met betrekking tot het OM-beleid aan de hand van een reeks specifieke aandachtspunten.
Vanuit de sturende rol van het OM op grond van artikel 148 Sv is bij deze aanwijzing een bijlage opgenomen met betrekking tot aan het opsporingsonderzoek door de politie te stellen kwaliteitseisen.
Naast een vervolging ter zake het misdrijf van artikel 6 WVW 1994 kan het OM bij de zware verkeersongevallen vaak ook vervolgen voor andere delicten. Zo zal er bij handelen in strijd met artikel 6 WVW 1994 ook bijna per definitie sprake zijn van overtreding van artikel 5 WVW 1994, maar ook artikel 287 Sr (doodslag) zal regelmatig in beeld komen.
In deze aanwijzing ligt het accent op de gevallen, waarin alleen tenlastelegging van artikel 6 WVW 1994 in de rede ligt. Maar ook wordt aandacht besteed aan de opsporing en de vervolging van zware verkeersongevallen, waarin niet schuld, maar voorwaardelijk opzet als uitgangspunt geldt en aan de zaken die tot een artikel 5 WVW 1994 tenlastelegging beperkt blijven.
artikel 6 WVW 1994 van Aanwijzing artikel 6 WVW 1994">
2. Reikwijdte artikel 6 WVW 1994
Met betrekking tot de reikwijdte van de delictsomschrijving in artikel 6 WVW 1994 valt het volgende op te merken:
De bepaling richt zich tot ‘een ieder’ die aan het verkeer deelneemt en beperkt zich dus niet tot uitsluitend bestuurders van motorvoertuigen, maar heeft ook betrekking op andere weggebruikers, zoals fietsers, bromfietsers, voetgangers etc.
De bepaling heeft ook betrekking op verkeersongevallen die buiten de weg plaatsvinden, zoals terreinen, weilanden etc.
De bepaling is ook van toepassing op verkeersongevallen begaan in het buitenland ( artikel 5, lid 1 sub 2 Sr.)
Het in de bepaling opgenomen begrip verkeersongeval kent een ruimere strekking dan uitsluitend de begrippen botsing of aanrijding, immers ook als het voertuig te water raakt is sprake van een verkeersongeval.
3. Opzet van de aanwijzing
In de aanwijzing worden in de hierna aangegeven hoofdstukken de volgende onderwerpen kort toegelicht.
4. Begrippen in artikel 6 WVW 1994.
4.1 Schuld.
4.2 Lichamelijk letsel.
4.3 Dood.

5. Artikel 175 WVW 1994
5.1 Nieuw.
5.2 Strafverhogende omstandigheden.

6. Opsporing.
6.1 slachtoffer en nabestaanden.
6.2 medische verklaringen.
6.3 voorrangsvoertuigen.
6.4 afgevallen lading/technische gebreken.
6.5 minderjarigen.
6.6 levertijd.

7. Strafvervolging.
7.1 rijbewijzen.
7.2 schorsing en ongeldigverklaring door CBR.
7.3 strafverminderingsfactoren.
7.4 straftoemeting en forum.
7.4.1 artikel 6 WVW 1994.
7.4.2 artikel 287 Sr.
7.4.3 artikel 5 WVW 1994.

Bijlage: Kwaliteit opsporingsonderzoek
1. inleiding.
2. onderzoek op de plaats van het ongeval.
2.1 opname verklaringen.
3. voertuigonderzoek.
3.1 bepaling zichtveld bij vrachtauto’s.
4. reconstructie en analyse van het verkeersongeval.
5. proces-verbaal.
5.1 situatietekening op schaal.
5.2 foto’s.
6. onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut.
7. zorgvuldig sporenonderzoek/eenduidige werkwijze.
8. alcohol gebruik/drugs en of medicijnengebruik door de verdachte.
4.1. Schuld
Voor bewezenverklaring van artikel 6 WVW 1994 is vereist dat minimaal sprake is van schuld in de zin van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, en/of aanmerkelijke onoplettendheid en/of aanmerkelijk onachtzaamheid.
Voor de toepassing van deze aanwijzing wordt tussen de schuldvarianten die binnen het bereik van artikel 6 WVW vallen een driedeling gemaakt. Daarmee wordt beoogd een rangorde in zwaarte van dit schuldverwijt aan te geven. De omvang van het schuldverwijt is een van de factoren bij het bepalen van de eis.
Soorten van schuld:
a. aanmerkelijke verkeersfouten
b. grove verkeersfouten
c. roekeloosheid; wegpiraterijad a.
Binnen 6 WVW 1994 de lichtste vorm van schuldverwijt. Gedacht moet worden aan situaties waarin een fout gemaakt wordt die op grond van de maatschappelijke verantwoordelijkheid – in de literatuur ‘Garantenstellung’ genoemd – van de verkeersdeelnemer niet gemaakt had mogen worden. In deze gevallen is vaak sprake van het door de verkeersdeelnemer niet waarnemen van de andere weggebruiker of het niet hebben ingeschat van het eventuele risico dat zal ontstaan door een bepaalde handeling. Voorbeeld: geen voorrang verlenen aan een op een voorrangsweg rijdende motorrijder, die objectief gezien en rekening houdend met de afstand tussen betrokkenen en het moment van waarneming wel waarneembaar is geweest voor verdachte. Zo’n op zich voorstelbare fout, waarvan gezegd zou kunnen worden dat iedereen die zou kunnen maken, dient niettemin in beginsel tot vervolging te leiden. Vervolging onderstreept naar verdachte toe in het bijzonder en de samenleving in het algemeen het veiligheidsbelang van het naleven van die verkeersregels. Een goede loop van het verkeer is immers ondenkbaar zonder dat iedere verkeersdeelnemer mag uitgaan van de verwachting dat de collega-verkeersdeelnemers zich zullen houden aan juist die elementaire regels. Als die verwachting niet wordt gehonoreerd dient door vervolging op de waarde van de overtreden norm gewezen te worden. Hoewel Remmelink er voor pleitte de zogenaamde onbewuste schuld in zwaarte als gelijk en misschien wel zwaarder te beschouwen als de bewuste schuld, schaart deze aanwijzing de onbewuste schuld – op basis van straftoemetingservaringen in de praktijk – tot het terrein van het lichtste schuldverwijt.
Even niet goed opletten kan zeer ernstige gevolgen meebrengen. Bedacht moet worden dat niet vervolgen door het OM, juist vanwege die gevolgen, een mogelijke klacht ex artikel 12 Sv. kan meebrengen.
Bedoelde fouten die iedereen kan maken, dienen met inachtneming van alle betrokken feiten en belangen te worden beoordeeld.Ad b.
Van de middelste vorm van schuld verwijt is sprake wanneer grove verkeersfouten zijn gemaakt. Daarvan is onder meer sprake wanneer de verkeersdeelnemer het risico van een ongeval weliswaar heeft onderkend, zich daaraan ook welbewust bloot stelt, maar rekent op de goede afloop. Voorbeeld: het oversteken van een voorrangsweg, terwijl een vrachtauto nadert. De bestuurder van het overstekend voertuig heeft de vrachtwagen gezien, maar denkt er nog wel voor langs te kunnen. Er ontstaat echter een botsing. Dit is het terrein van de zogenaamde bewuste schuld.Ad c.
Van deze zwaarste vorm van schuld verwijt is sprake als grenzen van veilig wegverkeer in ernstige mate zijn overschreden. Daarbij moet gedacht worden aan een combinatie van fouten, zoals bijvoorbeeld te hard rijden en onvoldoende rechts houden of hard rijden en intussen de routeplanner bedienen. Maar ook wanneer uit sluitend één verkeersregel – zij het in ernstige mate – wordt overtreden kan sprake zijn van roekeloosheid.
Verder kan aansluiting worden gezocht bij de omschrijving van het begrip ‘roekeloosheid’ in het ontwerp voor een nieuw artikel 175 Wegenverkeerswet (zie deze aanwijzing onder 5.1).
In een aantal gevallen kan sprake zijn van het naderen dan wel overschrijden van de grens van het voorwaardelijk opzet. In de lagere rechtspraak zijn veroordelingen gevolgd voor 287 Sr in geval van voorwaardelijk opzet in een verkeerscasus. Ook in de jurisprudentie van de Hoge Raad na 1996 is in een aantal gevallen de kwalificatie doodslag van het Hof in stand gebleven.
Bij de bepaling van de mate van het schuldverwijt dient in alle drie de categorieën bedacht te worden dat het rijden onder invloed en het in ernstige mate overschrijden van de maximumsnelheid niet alleen een formele strafverhogende omstandigheid oplevert, maar ook een de schuld constituerende factor vormt. Dat laatste moet dan ook als zodanig in de tenlastelegging worden opgenomen.
4.2. Lichamelijk letsel
Psychisch letsel is ander letstel dan lichamelijk letsel en valt niet onder letsel in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Altijd dient in het proces-verbaal en/of de geneeskundige verklaring de herstelduur te worden vermeld indien sprake is van letsel in de zin van artikel 6 WVW 1994.
4.3. Dood
Artikel 6 WVW 1994 kent als ‘gevolgdelict’ een dubbele causaliteit. De verdachte dient schuld te hebben aan het verkeersongeval, maar ook dient het gevolg (dood of letsel) van het verkeersongeval de verdachte te kunnen worden verweten. In hoeverre de dood als gevolg van een verkeersongeval aan de schuld van de verdachte valt te toe te rekenen is uitgemaakt door de Hoge Raad in zijn arrest HR 12-9-1978, NJ 1979,60.
Naarmate de tijdstippen tussen het ongeval en het overlijden verder uit elkaar liggen is het de vraag in hoeverre dit overlijden nog een gevolg is van het ongeval. In een dergelijk geval dient een forensisch arts en niet een behandelend arts te worden geraadpleegd.
Teneinde de causaliteit met betrekking tot de dood te bewijzen dient uit het verslag van de lijkschouwer te blijken, dat het slachtoffer aan de gevolgen van het verkeersongeval is overleden. Het verdient de voorkeur een forensisch arts (GGD) in te schakelen boven de behandelend (huis)arts voor het vastleggen van het letsel of de dood na tijdsverloop of ten gevolge van medisch falen.
Indien niet onmiddellijk duidelijk is dat het slachtoffer is overleden aan de gevolgen van het ongeval, heeft het Openbaar Ministerie de mogelijkheid een opdracht tot sectie te geven.
5. Strafverhogende omstandigheden
Hiervan is sprake als ten gevolge van een verkeersongeval iemand is gedood of aan een ander lichamelijk letsel is toegebracht en daarbij sprake is van een of meer van de volgende omstandigheden:
stoffengebruik in de zin van artikel 8 lid 1 WVW 1994 (o.a. medicijnen of drugs)
alcoholgebruik in de zin van artikel 8 lid 2 WVW 1994,
weigering bloedproef, ademanalyse, etc.
ernstige snelheidsovertreding.
Voor de uitleg van het begrip ernstige snelheidsovertredingen kan aangesloten worden bij wat de wetgever hieromtrent heeft bepaald in artikel 164 lid 2 onder c van de WVW 1994, namelijk overschrijding van de vastgestelde maximumsnelheid van 50 km/h of meer.
6.1. Het slachtoffer/nabestaanden
De hier besproken verkeersongevallen hebben soms doden of zwaar gewonde slachtoffers tot gevolg. Op politie en justitie rust de plicht uiterst behoedzaam en zorgvuldig met belangen van nabestaanden en slachtoffers om te gaan. Correcte bejegening staat voorop.
In de aanwijzing slachtofferzorg wordt nader ingegaan op slachtofferzorg. Door het OM moet in die zaken, waarin het slachtoffer is overleden dan wel blijvende gevolgen ondervindt van het verkeersongeval door het OM schriftelijk een slachtoffergesprek worden aangeboden aan de nabestaanden of het slachtoffer.
De politie onthoudt zich van inhoudelijke uitspraken betreffende de vervolging in de strafzaak aan nabestaanden of slachtoffers. Dit is specifiek aan het OM voorbehouden en voorkomt dat het OM door de rechter mogelijk niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Als tussen de politie en de nabestaanden van het slachtoffer contacten zijn geweest dient daarvan een korte vermelding omtrent de inhoud in het proces-verbaal te worden opgenomen. In het geval daarvan door de politie is afgezien of contacten hebben ontbroken, dient daarvan eveneens in het proces-verbaal melding te worden gemaakt.
In een aantal gevallen zal de politie om duidelijkheid te krijgen over de herstelduur contact opnemen met de behandelend arts van het slachtoffer. Om privacyredenen dient voor het verkrijgen van deze informatie vooraf door het slachtoffer toestemming te worden verleend. Deze toestemmingsvraag en verleende toestemming moeten expliciet worden vermeld in het proces-verbaal, omdat deze informatieverzameling primair tot doel heeft het verzamelen van bewijs betreffende het bestanddeel ‘zwaar lichamelijk letsel of…..’.
Het kan dienstig zijn dat het OM de rechter op de hoogte brengt van de emotionele gevolgen voor de nabestaanden van een overleden slachtoffer of het slachtoffer en diens gezinsleden. Het is daarbij van belang dat de verdediging en de rechter inzicht krijgen betreffende de actuele stand van zaken van het letsel of de gezondheidstoestand van het slachtoffer.
Het is voor de rechter ook van belang te weten in hoeverre de verdachte contact heeft opgenomen met nabestaanden of het slachtoffer.
Als sprake is van een wegsituatie, waarvan bekend is dat daarop herhaaldelijk ongevallen plaatsvinden, kan het voor slachtoffers of nabestaanden van belang zijn om eventueel van de wegbeheerder te vernemen welke maatregelen ter voorkoming van herhaling zijn genomen.
6.2. Medische verklaringen
Naast de eigen verklaring van het slachtoffer over aard en duur van het letsel is de bewijswaarde van de medische verklaring bij artikel 6 WVW 1994 zaken essentieel. De rapportage/medische verklaring dient tenminste aan de volgende eisen te voldoen.
vermelding van datum en tijdstip waarop de arts het slachtoffer/de gewonde heeft onderzocht;
een gedetailleerde/exacte beschrijving van het/de waargenomen letsel(s); zulks in leesbaar/ontcijferbaar handschrift en in voor de medische leek begrijpelijk Nederlands. Medisch jargon en termen in het Latijn mogen ook, doch behoeven uitleg;
een duidelijke omschrijving van de (eventuele) medische ingrepen die hebben plaatsgevonden (aantal hechtingen (cq) operaties, reanimatie e.d.);
de duur van de herstelperiode of een reële schatting/prognose;
een prognose omtrent al dan niet volledig herstel en/of de suggestie om (na een nader aan te geven periode) tot een medisch vervolgonderzoek over te gaan;
de vermelding van voorzienbare blijvende of tijdelijke ongeschiktheid of verhindering van de normale bezigheden;
de vermelding van een (eventuele) ziekenhuisopname en de te verwachten duur daarvan;
de beschrijving van een (eventueel) behandelplan en/of de vervolgbehandelingen;
de vermelding van (eventuele) consequenties op langere termijn (bijvoorbeeld de noodzaak van plastische chirurgie).
Het is van belang dat de medische verklaringen aan de politie worden toegezonden en niet aan de parketten omdat de zaken nog niet bij parketten ingeschreven zijn. Het strekt voorts tot aanbeveling dat parketten met de lokale ziekenhuisdirecties afspraken maken die kunnen leiden tot een centrale helpdesk of contactpersoon bij het ziekenhuis tot wie de medewerkers van de parketten zich kunnen richten m.b.t. eventuele vragen over de inhoud van medische verklaringen. Het is mogelijk om na verkregen toestemming van de betrokkene betreffende de herstelduur, navraag te doen bij een ARBO-arts.
NB Het standaard aanvraagformulier medische informatie is vastgesteld in overleg met de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de geneeskunst. Dit formulier dient te worden ingevuld en ingezonden door een opsporingsambtenaar en is bekend bij de Politie en de Koninklijke Marechaussee.
6.3. Voorrangsvoertuigen
Brandweer, politie, ambulance en een aantal door de Minister van VenW aangewezen hulpverleningsdiensten voeren blauw zwaai of knipperlicht en een twee- of drietonige hoorn om kenbaar te maken dat zij een dringende taak vervullen. Indien deze diensten dergelijke signalen voeren wordt van overige weggebruikers verwacht dat voorrang en vrije doorgang wordt verleend aan deze ‘hulpverleningsdiensten’. Daarnaast stelt het gebruik van signalen, de rijsnelheid, de mate van spoed en de intensiteit van het overige verkeer hoge eisen aan de bestuurder van een dergelijk voertuig.
Het rijden met een voorrangsvoertuig vrijwaart de bestuurder niet van vervolging voor artikel 5 of artikel 6 WVW 1994, wanneer een aanrijding ontstaat. Het is ook daarom bij aanrijdingen met voorrangsvoertuigen van groot belang dat op zorgvuldige wijze sporen en verklaringen worden vastgelegd. De behandelend officier van justitie dient daarbij telkens een afweging te maken of en in hoeverre het onderzoek door het lokale politiekorps dient te worden verricht, dan wel dat in het kader van een zo integer mogelijke procedure het onderzoek (deel) dient te worden opgedragen aan een ander korps of het KLPD.
Als uitgangspunt bij ongevallen met een politievoertuig kan daarbij door het OM worden gehanteerd dat het onderzoek in beginsel en bij voorkeur nooit door hetzelfde onderdeel van de lokale politie wordt verricht, maar altijd door een ander onderdeel dan datgene waarvan de betrokken functionaris deel uitmaakt. Ten behoeve van het onderzoek kan een politievoertuig technisch worden onderzocht door eveneens een niet betrokken dienstonderdeel van politie. Het OM kan ook overwegen om de Rijksrecherche onderzoek te laten doen naar de betrokkenheid van de politiefunctionaris/het politievoertuig bij het ongeval.
Indien voertuigen van hulpdiensten betrokken zijn bij een verkeersongeval is het zowel voor de politie gedurende het opsporingsonderzoek als voor het OM ter zake de strafrechtelijke vervolging van dergelijke ongevallen van belang rekening te houden met het gestelde in de regeling optische en geluidssignalen van 15 december 1997, zoals deze laatstelijk is gewijzigd d.d. 9 juni 2000, Stcrt. 111 en de inhoud van de artikelen 29 en 91 RVV 1990. Ook bestaan brancherichtlijnen die werkgevers en personeel een handreiking bieden bij het op verantwoorde wijze toepassen van regelgeving inzake het gebruik van optische en geluidssignalen en de opleiding daarvoor.
Onder omstandigheden kan aanleiding bestaan om naast de feitelijke bestuurder ook de zogenaamde wagencommandant vanwege medeplichtigheid te horen als de feitelijke bestuurder opdracht of een commando heeft gekregen om b.v. snel te rijden of de optische en geluidssignalen te voeren. Bij het opmaken van het proces-verbaal dient daarmee direct rekening te worden gehouden.
6.4. Afgevallen lading/technische gebreken
Zware ongevallen ontstaan soms door afgevallen lading. Naast culpa bij de bestuurder dient tevens bij een oorzakelijk verband tussen afgevallen lading/technische gebreken en verkeersongevallen in het opsporingsonderzoek aandacht te worden besteed aan de rol van de werkgever en/of vervoerder.
Daarom dient altijd in zaken waarin de afgevallen lading/het technische gebrek een rol speelt tevens de werkgever en/of vervoerder te worden gehoord en – indien nodig – proces-verbaal tegen deze laatste(n) te worden opgemaakt. Binnen de vervoersbranche wordt gebruik gemaakt van het handboek: ‘Ladingzekering’. Het is aan te bevelen dat de politie in het opsporingsonderzoek aangeeft of dit handboek en de daarin gestelde verladingseisen zijn nageleefd. Bij technische gebreken is denkbaar dat de werkgever van de vrachtwagenbestuurder wordt vervolgd voor uitlokking ex 47 Sr. van 6 WVW 1994.
6.5. Minderjarige verdachten
Personen vanaf 12 jaar die een zwaar verkeersongeval hebben veroorzaakt dienen te worden aangemerkt als verdachte en te worden verhoord. Altijd dienen bij strafrechtelijk minderjarigen, ouders, voogd of bewindvoerder in kennis te worden gesteld en van deze kennisgeving door de politie in het proces-verbaal melding te worden gemaakt.
6.6. Levertijd proces-verbaal
Uit het bovenstaande komt onder meer naar voren dat het van belang is zorgvuldig rekening te houden met de belangen van slachtoffers en nabestaanden. In het algemeen kan worden gesteld dat een spoedige afhandeling van de strafzaak dat belang ook ten dienste komt.
Het OM zal lokaal afspraken moeten maken met de politie om bij zware verkeersongevallen het opsporingsonderzoek te doen afronden, inclusief inzending van het volledige proces-verbaal. Als uitgangspunt dient 60 dagen na de pleegdatum te worden gehanteerd.
N.B. Indien de officier van justitie heeft besloten tot inhouding van het rijbewijs op grond van zijn bevoegdheid in artikel 164 lid 4 WVW 1994, dient het onderzoek van de zaak op de terechtzitting echter wel binnen zes maanden na de dag van invordering te zijn aangevangen.
7.1. Rijbewijzen
Indien de verkeersdeelnemer die ter zake het misdrijf van artikel 6 WVW 1994 wordt vervolgd, geen rijbewijs had of diens rijbewijs ongeldig of geschorst was, zal dit door het OM in de tenlastelegging dienen te worden verweten, omdat het niet hebben van een rijbewijs onderdeel vormt van de culpa in de zin van artikel 6 WVW 1994. Bij verdenking van artikel 6 WVW, waarbij strafverzwarende omstandigheden als alcohol en snelheid in het geding zijn kan gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid tot invordering op grond van artikel 164 derde lid WVW 1994
7.2. Schorsing en ongeldigverklaring van rijbewijzen door het CBR
Indien sprfawake is van een als gevolg van het ongeval door het CBR geschorst of ongeldig verklaard (aantal categorieën) rijbewijs kan daarmee ter bepaling van de strafmaat in het strafproces in beginsel geen rekening worden gehouden, omdat het administratieve maatregelen betreft in de zin van de Awb , waartegen administratiefrechtelijke rechtsmiddelen open staan.
7.3. Strafvermindering
Factoren die een rol kunnen spelen bij de beantwoording van de vraag of zich in een bepaalde zaak strafverminderende omstandigheden voordoen, zijn met name de volgende:
medeschuld benadeelde,
eigen letsel verdachte,
door de verdachte betaalde schadevergoeding,
door de verdachte gelegde contacten met nabestaanden of slachtoffer,
broodrijder.
7.4. Straftoemeting en forum
7.4.1 Artikel 6 WVW 1994
In beginsel wordt de strafzaak aangebracht bij een meervoudige kamer, indien er doden te betreuren zijn, het uit een oogpunt van behoorlijke slachtofferbejegening aangewezen lijkt of de zaak bewijstechnisch complex is. In genoemde gevallen zal het OM de zaak op de gebruikelijke wijze ter appointering aanbieden. Alle overige zaken worden aan de politierechter voorgelegd.
Een punt van discussie is soms de verkeersfout die iedereen wel eens maakt (de onbewuste verkeersschuld). De beslissing tot vervolging kan met name worden gebaseerd op de normbevestigende betekenis van de straf. Aan het verkeer deelnemen brengt risico’s met zich. Een kleine fout heeft soms enorme consequenties (zie hiervoor onder 4.1.a). Juist dit gevolg moet reden zijn tot vervolging over te gaan. In dit verband is de annotatie van Röling onder het zogenaamde Verpleegstersarrest nog steeds actueel: ‘De zin van de bestraffing van dit soort misdrijven kan nauwelijks gezocht worden in de beïnvloeding van de dader (het leed van de straf verzinkt in het niet tegenover het zelfverwijt voortvloeiende uit de gebeurtenissen zelf). Het gaat hier om de normdemonstratie tegenover de rechtsgenoten’ (HR 19 december 1963 NJ 1963, 512).
Deze zaken dienen niet terzijde te worden gelegd, of te worden ‘afgewaardeerd’ naar een artikel 5 WVW-zaak, doch tenminste aan de politierechter te worden voorgelegd.7.4.2 Artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht
Er dient sprake te zijn van evident a-sociaal weggedrag (vergelijk het zogenaamde Porsche-arrest) Een dergelijke zaak dient aan de meervoudige kamer bij de rechtbank te worden voorgelegd.
Voor de bepaling van de vraag of vervolging ter zake artikel 287 Sr. mogelijk is dient te worden aangesloten bij het gangbare criterium voor voorwaardelijk opzet of kansopzet, namelijk: het welbewust aanvaarden van een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood of zwaar lichamelijk letsel in het verkeer. Altijd dient subsidiair 6 WVW 1994 in ter-men van roekeloosheid in de tenlastelegging te volgen en is ook overigens (meer subsidiair) artikel 5 WVW1994 mogelijk.
De situatie is denkbaar dat de auto bij een moord of zuivere doodslag als ‘wapen’ is gebruikt. Hoewel ook dergelijke zaken onder het verzamelbegrip ernstige verkeersongevallen kunnen worden geschaard, is de Polarisrichtlijn 6 WVW voor dergelijke zaken niet bedoeld.7.4.3 Artikel 5 WVW 1994
Aan de onderkant van het strafmaatbeleid bij zware verkeersongevallen geldt hetzelfde voor overtreding van artikel 5 WVW 1994.
Indien een bij aanvang van het proces aanvankelijk als misdrijf geregistreerde zaak om bewijstechnische redenen aan de afdeling belast met kantonzaken op het parket wordt overgedragen liggen aan die overdracht eveneens specifiek casuïstische beoordelingen ten grondslag, die zich minder goed lenen voor een geautomatiseerde straftoemeting. In beginsel dient echter te worden uitgegaan van de volgende overwegingen:
1. Een transactievoorstel dient niet te worden aangeboden, tenzij te verwachten is dat slechts een boete wordt opgelegd,
2. De zaak dient op de gebruikelijke wijze aan de sector kanton van de rechtbank te worden voorgelegd. Ook is het hierbij van belang om een goede inschatting van de behandeltijd te maken.
3. Eventuele nabestaanden of slachtoffers dienen door het OM tijdig en passend bij de strafprocedure te worden betrokken.
4. Als uitgangspunt geldt dat niet slechts wordt volstaan met een slachtoffer- of nabestaandengesprek. De zaak dient in beginsel aan de sector kanton van de rechtbank op de gebruikelijke wijze te worden voorgelegd, omdat het van belang is dat in de justitiële documentatie – indien van toepassing – aantekening van de afloop van dit feit wordt gemaakt, almede een mogelijke afloop voor de registratie m.b.t. beginnende bestuurders van belang is. Behandeling door de sector kanton van de rechtbank is ook om reden van generale preventie van belang.
5. In de strafmaat dient in beginsel niet te worden volstaan met het eisen van een kale geldboete, maar een geheel of gedeeltelijk onvoorwaardelijke ontzegging te worden geëist.
Overgangsrecht
De beleidsregels in deze aanwijzing hebben gelding met ingang van de datum van inwerkingtreding.